Naast de reeds genoemde effecten zijn de volgende ontwikkelingen verwerkt in de onderliggende begroting. De majeure effecten worden hieronder toegelicht. Deze posten liggen met deze begroting ter besluitvorming aan de Raad voor.
Indexatie
De nieuwe CAO gemeenten loopt t/m 2020. Voor de loonontwikkeling vanaf 2021 wordt in de meerjarige begroting uitgegaan van een jaarlijkse stijging met 2%. Dit ligt voor jaarschijf 2021 0,5% hoger ten opzichte van de voorgaande begroting. Voor 2022 ev. is dit onveranderd, waardoor het financieel effect voor de onderliggende begroting marginaal is.
Op basis van de gegevens van het CPB (maart ’20) wordt uitgegaan van een prijsontwikkeling van de netto materiële overheidsconsumptie van 1,7% voor 2021 en 1,5% voor 2022 t/m 2024.
Uitzondering hierop vormen de contractuele verplichtingen binnen het Sociaal Domein. Regionaal gelden prijsafspraken met een hogere indexering dan de landelijke CPB gegevens. Voor 2021 bedraagt de prijsindex 2,9% op basis van recente besluitvorming, voor 2022 wordt uitgegaan van een prijsontwikkeling van 2,5%. Voor 2023 en 2024 rekenen we weer als gebruikelijk met de CPB index.
Voor belastingen en heffingen wordt conform de CPB kerngegevenstabel (maart ’20) voor alle planjaren uitgegaan van een jaarlijkse stijging van de tarieven met 1,85%, zijnde het gemiddelde van de loonkosten en materiële kosten. Voor de hoogte van de tarieven 2021 wordt verwezen naar Paragraaf 6 Lokale Heffingen.
Het tarief voor de afvalstoffenheffing stijgt voor 2021 voor eenpersoonshuishoudens met 17,6% en voor meerpersoonshuishoudens stijgt het tarief met 12,19%. Verhoging van het tarief is noodzakelijk, door met name stijgende kosten bij de Afvalcombinatie De Vallei (ACV) en doordat compensatie vanuit de egalisatiereserve afval met ingang van 2021 niet meer mogelijk is. Om de stijging in de woonlasten te dempen wordt voor 2021 een eenmalige korting van 21,2% toegepast op de tarieven rioolheffing.
Meerjareninvesteringsplan en kapitaallastenontwikkeling
Zoals toegezegd bij de behandeling van de voorjaarsnota 2020 (technische vraag) zetten we in de begroting 2021-2024 versie 1 een eerste stap om vervangingsinvesteringen structureel op te nemen in het meerjaren investeringsplan van Wageningen en hiervoor structurele middelen te voorzien in de begroting. Dit is een groeipad waarin we met toekomstige begrotingen verdere stappen zullen zetten.
Voordelen hiervan zijn:
- We hebben op een eerder moment de structurele kosten in kaart en hoeven niet periodiek naar incidentele dekking op zoek.
- Bestaande processen worden in stand gehouden. Om in de vervanging van bestaande bedrijfsmiddelen te voorzien worden de kapitaallasten, die vrijvallen door het afschrijven op bestaande activa, gereserveerd en gebruikt voor financiering van de vervanging.
Voor het overzicht van de geplande meerjarige investeringen naar programma wordt verwezen naar de meerjareninvesteringsplanning 2021-2024 op pagina 233.
De investeringen die samenhangen met Kansengestuurd Beheer – wegen ad € 600.000 (variant 3 Planterra) zijn vanaf 2021 structureel opgenomen in deze meerjareninvesteringsplanning (19.0201417 Programmabegroting 2020-2023).
Het rentepercentage bedraagt voor alle jaren 2%. Dit is gebaseerd op de werkelijke rente die naar verwachting wordt betaald als percentage van de totale boekwaarde van de activa aan het begin van elk begrotingsjaar. Ten opzichte van 2020 is dit rentepercentage gedaald met 0,25%. Dit heeft een voordelig effect op de kapitaallastenontwikkeling.
Vanaf begrotingsjaar 2021 is het voornemen dat op investeringen die gereed worden gemeld en in gebruik worden genomen met ingang van het volgende begrotingsjaar wordt afgeschreven. Als gevolg van deze nieuwe systematiek vindt er een eenmalige vrijval van kapitaallasten plaats. Het financieel effect hiervan is verwerkt in de begroting.
Ramingsbijstellingen
De meerjarige begroting is op de volgende onderdelen reëel bijgeraamd:
- Het volume WSW'ers neemt als gevolg van uitstroom meer af dan de verwachting in de vorige begroting. Dit is een onvermijdelijke ontwikkeling en levert voor 2021 t/m 2024 een voordeel op.
- Door wijziging wetgeving (geldigheid rijbewijs en paspoort naar 10 jaar) zijn er sterke verschillen ontstaan in de baten en lasten van persoonsdocumenten (burgerzaken), per jaar. Dit heeft t/m 2023 een negatief effect en vanaf 2024 een positief effect.
- In 2024 zijn oormerkingen gemeentefonds en bijdrage VGGM conform besluitvorming Kadernota 2019 verwerkt.