Bij de uitoefening van de financieringsfunctie worden de regels in acht genomen, welke in de wet Financiering decentrale overheden (wet Fido), de door raad vastgestelde financiële verordening en in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) zijn opgenomen.
De wet Fido bevat instrumenten om de risico’s te beperken die gemeenten lopen bij het lenen en het uitzetten van financiële middelen. In deze wet is onder meer een verbod opgenomen voor het inzetten van financieringsmiddelen voor andere dan publieke doelen. Samen met de financiële regelgeving van de Gemeentewet en de Financiële verhoudingswet, met het artikel 12-regime en het financiële toezicht draagt de wet Fido bij aan het grote vertrouwen van de financiële sector in de overheid. Overheidsorganen hebben daardoor gunstige financieringsvoorwaarden.
Aan de bepaling van het financieringsbeleid van gemeenten is een aantal randvoorwaarden verbonden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido). Op 2 december 2008 heeft het college het huidige Financieringsstatuut vastgesteld en op 7 juli 2009 op een onderdeel geactualiseerd. In de Financiële verordening 2022 zijn de hoofdlijnen van de financieringsfunctie opgenomen.