Inleiding

Uitgangspunten begroting

Terug naar navigatie - Uitgangspunten begroting

Voor deze begroting zijn de volgende algemene financiële uitgangspunten gehanteerd.

  • De Programmabegroting 2022-2025 is gebaseerd op de door de raad vastgestelde programmabegroting 2021, inclusief de (later) door de raad vastgestelde begrotingswijzigingen.
  • Vervolgens zijn de vastgestelde Kadernota 2021 inclusief de bijstellingen uit de Nieuwe toekomst, de aangenomen amendementen bij de kadernota en de financiële consequenties van de meicirculaire 2021 verwerkt.
  • Kort voor de zomer zijn afspraken tussen het rijk en de VNG gemaakt met betrekking tot de extra compensatie van de tekorten op de jeugdzorg. Met betrekking tot de begroting 2022 is vooruitlopend op de definitieve toekenning in de septembercirculaire 2021 hiervoor een bedrag van € 2,2 miljoen opgenomen. Dit is gedaan om, gelet op de omvang van deze compensatie, in deze begroting een reëel financieel beeld te presenteren. Door middel van een Nota van wijziging die bij deze programmabegroting zal worden aangeboden zal het definitieve bedrag door middel van een begrotingswijziging in de begroting worden bijgesteld. Hieronder volgt nog een nadere toelichting.
  • Daarnaast is op basis van het principe ‘reëel ramen’ ook een aantal begrotingsbedragen geactualiseerd. Deze zogenaamde ramingsbijstellingen bedragen voor 2022 per saldo € 505.000 positief. Een overzicht van deze bijstellingen is inclusief een toelichting daarop opgenomen in de financiële begroting bij deze programmabegroting.
  • De financiële effecten van de bij de besluitvorming van de kadernota aangenomen moties zijn niet verwerkt in de programmabegroting. De financiële effecten worden openomen in een aparte Nota van wijziging bij de programmabegroting, waarin ook de financiële effecten van de septembercirculaire 2021 worden opgenomen. De Nota van wijziging is in feite een voorstel voor de 1e begrotingswijziging bij de programmabegroting en stelt het college en de gemeenteraad in staat op basis van een integraal financieel beeld van de meerjarenraming een keuze te maken over het uitvoeren van de moties. Besluitvorming over de Nota van wijziging ligt gelijktijdig met de besluitvorming over de Programmabegroting 2022-2025 bij de raad voor. In de aanbiedingsbrief bij deze programmabegroting is het besluitvormingstraject nader toegelicht.
  • De septembercirculaire 2021 verschijnt dit jaar naar verwachting op 21 september. De financiële gevolgen hiervan worden ook meegenomen in het voorstel voor de Nota van wijziging.

Begrotingsresultaat

Terug naar navigatie - Begrotingsresultaat

De begroting voor het jaar 2022 sluit met een positief saldo van € 3,2 miljoen. Ook het financieel meerjarenperspectief is sluitend. In deze paragraaf wordt de uitkomst van deze programmabegroting samengevat en ook toegelicht. Eerst een overzicht van de totstandkoming van het begrotingsresultaat en vervolgens een overzicht van het effect hiervan op de weerstandscapaciteit.

De uitkomst van de programmabegroting kan als volgt worden samengevat:

Bedragen x € 1.000 (- is nadelig) Begroting 2022 Raming 2023 Raming 2024 Raming 2025
Begrotingsuitkomst Begroting 2021 - 2024 -1.422 -2.350 -2.842 -2.842
Nieuwe toekomst 1.273 1.473 2.186 2.403
Begrotingsuitkomst na Nieuwe toekomst -149 -877 -655 -439
Wijzigingen Kadernota 2021 234 877 656 439
Begrotingsuitkomst Kadernota 2021 85 0 0 0
Netto-effect meicirculaire 2021 399 218 20 -41
Begrotingsuitkomst na meicirculaire 2021 484 218 20 -41
Aanpassing richtlijn compensatie jeugdzorg 2.200 1.300 1.200 1.100
Vervallen stelpost OZB-verhoging 0 -844 -894 -928
Indexatie 58 -27 -113 -201
College- en raadsbesluiten 4 33 50 68
Ramingsbijstellingen 505 453 278 259
Uitvoering moties Kadernota 2021 PM PM PM PM
Financieel effect amendement 4A2 Hondenbelasting -32 0 0 0
Begrotingsuitkomst Programmabegroting 2022 - 2025 3.219 1.133 541 257

 

Het effect van het meerjarig begrotingsresultaat voor de weerstandscapaciteit, is als volgt: 

Onderdeel (x € 1.000) Begroting 2022 Raming 2023 Raming 2024 Raming 2025
Beschikbare weerstandscapaciteit:
Post onvoorzien 20 20 20 20
Onbestemde reserve 2.567 2.567 2.567 2.567
Kapitaal zonder bestemming 4.007 4.103 4.200 4.296
Reserves grondexploitatie 4.453 4.408 4.363 4.363
Batige saldi grondexploitaties 25% 0 0 0 0
Overige bestemmingsreserves 556 556 556 556
Doorwerking saldo 2021 in reserves 588 588 588 588
Doorwerking saldi vanaf 2022 in reserves 3.219 4.352 4.893 5.150
Totaal beschikbare weerstandscapaciteit 15.411 16.595 17.187 17.541
Totale risico’s 3.631 5.431 5.331 5.231
Benodigde weerstandscapaciteit 8,5% 9.398 9.362 9.469 9.566
Gewenste weerstandscapaciteit 10% 11.056 11.014 11.140 11.254
Werkelijke weerstandscapaciteit 13,9% 15,1% 15,4% 15,6%

 

Uit bovenstaande tabel volgt dat de weerstandscapaciteit aan de gestelde grenswaarden voldoet en toereikend is om de totale risico’s af te dekken, ook in meerjarig perspectief. Dat betekent dat de gemeente in staat is middelen vrij te maken om substantiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit betekent dat het beleid direct veranderd moet worden. De gemeente heeft dus voldoende weerstandsvermogen.

Hieronder volgt een toelichting op de begrotingsmutaties zoals opgenomen in de tabel begrotingsmutaties. Hierbij is ook aandacht voor de verschillende hiervoor al vermelde financiële uitgangspunten.

Kadernota 2021 en de Notitie Keuzes voor een Nieuwe Toekomst

Terug naar navigatie - Kadernota 2021 en de Notitie Keuzes voor een Nieuwe Toekomst

Bij de Kadernota was de primitieve begroting 2021 de financiële uitgangspositie. Voor het opstellen van deze programmabegroting zijn als eerste de wijzigingen van de Kadernota 2021 inclusief de wijzigingen van de Notitie Keuzes voor een Nieuwe Toekomst en de aangenomen amendementen (meerjarig) verwerkt.

Effect meicirculaire 2021

Terug naar navigatie - Effect meicirculaire 2021

Over de effecten van de meicirculaire 2021 is de raad begin juli door middel van een raadsinformatiebrief (kenmerk: 21.0101693) geïnformeerd. De financiële effecten hiervan zijn in deze begroting verwerkt.
De herijking van het gemeentefonds wordt volgens de laatste informatie per 1 januari 2023 ingevoerd. Recentelijk heeft het Ministerie van BZK een actualisatie van de herverdeeleffecten met betrekking tot de herijking van het gemeentefonds gepubliceerd. Het voorlopige effect lijkt voor Wageningen positief uit te pakken. Besluitvorming op rijksniveau vindt nog plaats en er dient nog een actualisatie van het model naar de huidige data plaats te vinden, hetgeen van groot effect kan zijn. De informatieverstrekking vindt plaats in de meicirculaire 2022. Dit betekent dat bij deze begroting is uitgegaan van de huidige inkomsten uit het gemeentefonds.

Na de meicirculaire 2021 is aanvullende informatie over de stelpost compensatie jeugdhulp bekend geworden, deze informatie wordt hieronder verder toegelicht.

Aanpassing richtlijn 'ramen extra middelen jeugdzorg'

Terug naar navigatie - Aanpassing richtlijn 'ramen extra middelen jeugdzorg'

In de raadsinformatiebrief over de meicirculaire 2021 (kenmerk: 21.0101693) is de raad geïnformeerd over de verwerking van de incidentele compensatie voor jeugdhulp voor 2022. De incidentele compensatie over 2022 ter hoogte van € 2,2 miljoen is conform de brief van de minister inzake toezegging compensatie jeugdhulp verwerkt en wordt in de septembercirculaire 2021 toegekend. Vanwege de majeure omvang is deze verwachte bijdrage in tegenstelling tot wat gebruikelijk is al in deze programmabegroting verwerkt.

Vlak voor de zomer is aanvullende informatie bekend geworden over de aanpassing van de richtlijn 'ramen extra middelen jeugdzorg'. Naar aanleiding van de nieuwe richtlijn mag maximaal 75% van de geraamde bedragen naar aanleiding van de arbitrage door de Commissie van wijzen als stelpost in de begroting worden opgenomen. Omdat het demissionaire kabinet de keuze doorschuift naar een volgend kabinet, is het onzeker of gemeenten deze bijdrage daadwerkelijk zullen ontvangen. Vandaar dat vanuit de provincie de eis wordt gesteld dat in het totaal van de risico’s rekening wordt gehouden met het risico dat er geen compensatie komt. Vanaf jaarschijf 2023 speelt dit risico, ter hoogte van de opgenomen stelpost, een rol. Hieronder wordt getoond met welke bedragen de stelpost in deze begroting is verhoogd. Van belang is dat er een sterke afbouw in de stelpost zit. Dit komt doordat verschillende kostenbesparende maatregelen in mindering worden gebracht op de eventuele structurele compensatie. Tegenover de afbouw staat een vermindering van kosten vanwege een verwachtte stelselwijziging voor de jeugdzorg, deze wordt geconcretiseerd in de Hervormingsagenda jeugd, die voor 1 januari 2022 opgesteld dient te worden.

Financieel overzicht compensatie jeugdzorg (obv meicirculaire 2021)
Bedragen x € 1.000 2019 2020 2021 2022 2023 2024 2025 2026 2027 2028
Meicirculaire 2019 633 487 496
Septembercirculaire 2020 499
Meicirculaire 2021:
Verlichting financiële druk 404
Verkorten wachttijden 340
Oormerking verkorten wachttijden -340
Oude stelpost 500 500 500 500 500 500
Verhoging stelpost obv nieuwe richtlijn 1.300 1.200 1.100 600 500 500
Incidentele compensatie 2022, uitkering in septembercirculaire 2021 2.200
Totale compensatie per jaar in begroting 633 487 900 2.699 1.800 1.700 1.600 1.100 1.000 1.000

Financieel beeld bij 100% compensatie jeugdzorg

Terug naar navigatie - Financieel beeld bij 100% compensatie jeugdzorg

In onderstaande overzicht wordt getoond welk effect het verschil tussen 75% of 100% van de compensatie jeugdzorg op de begrotingsuitkomst heeft. In deze begroting is de volgens de richtlijn maximaal toegestane compensatie meegenomen ter hoogte van 75%. 

Financieel beeld bij 100% compensatie jeugdzorg
Bedragen x € 1.000 2022 2023 2024 2025
Compensatie jeugdzorg bij 100% 2.400 2.300 2.100
Maximaal toegestane compensatie jeugdzorg obv richtlijn 75% 1.800 1.700 1.600
Verschil tussen 75% en 100% compensatie jeugdzorg 0 600 600 500
Financieel effect amendement 4A2 Hondenbelasting 3.219 1.133 541 257
Verschil tussen 75% en 100% compensatie jeugdhulp 0 600 600 500
Saldi bij 100% compensatie jeugdzorg 3.219 1.733 1.141 757

Vervallen stelpost OZB-verhoging

Terug naar navigatie - Vervallen stelpost OZB-verhoging

In de Kadernota 2021 is de begroting 2022-2025 vanaf 2023 structureel en reëel sluitend gemaakt door middel van een eenmalige verhoging van de ozb-tarieven in 2023 met ongeveer 7,5% en/of andere ombuigingen. In deze kadernota werd voorzichtigheidshalve niet gerekend op extra middelen van het Rijk ter compensatie van de tekorten voor de jeugdhulp en de opschalingskorting. Daarbij is aangegeven dat als met het opstellen van de begroting 2023 blijkt dat wel extra financiële middelen worden ontvangen en die ook afdoende zijn, deze ozb-maatregel en/of andere ombuigingen alsnog worden teruggedraaid. Door de toezeggingen van en afspraken met het rijk over de extra middelen jeugdzorg is deze duidelijkheid er inmiddels. Hierdoor kan deze verhoging van de tarieven komen te vervallen.

Overige effecten begrotingsresultaat

Terug naar navigatie - Overige effecten begrotingsresultaat

Naast de reeds genoemde effecten zijn de volgende ontwikkelingen verwerkt in de onderliggende begroting. De majeure effecten worden hieronder toegelicht. Deze posten liggen met deze begroting ter besluitvorming aan de Raad voor.

College- en raadsbesluiten

Na vaststelling van de Programmabegroting 2021 is er nog een aantal raads- en collegebesluiten genomen waarin ook een aantal (kleinere) begrotingswijzigingen is opgenomen. Deze zijn uiteraard ook meegenomen bij de opstelling van deze programmabegroting.

Indexatie

De indexatie die is toegepast is overeenkomstig de financieel technische uitgangspunten die zijn vastgesteld in de Kadernota 2021 en zijn gebaseerd op het Centraal Economisch Plan van het CPB:

  • Belastingen, heffingen en leges: de reguliere indexering voor 2022 en verder bedraagt 1,85%
  • Index materiële overheidsconsumptie (IMOC) voor 2022 bedraagt 1,4%, voor 2023 en verder 1,5%
  • Index beloning werknemers (PO/BO) voor 2022 bedraagt 1,2%, voor 2023 en verder 2%
  • Leges en tarieven: er wordt uitgegaan van een kostendekkend tarief
  • De omslagrente voor 2022 en verder bedraagt 1,75%

Meerjareninvesteringsplan en kapitaallastenontwikkeling

Voor het overzicht van de geplande meerjarige investeringen naar programma wordt verwezen naar de meerjareninvesteringsplanning 2022-2025 in de financiële begroting.
Het rentepercentage bedraagt voor alle jaren 1,75%. Dit is gebaseerd op de werkelijke rente die naar verwachting wordt betaald als percentage van de totale boekwaarde van de activa aan het begin van elk begrotingsjaar. Ten opzichte van 2021 is dit rentepercentage gedaald met 0,1%. Dit heeft een voordelig effect op de kapitaallastenontwikkeling.

Ramingsbijstellingen (zie onderstaande tabel)

In de financiële begroting achterin deze programmabegroting is een uitgebreid overzicht met toelichting opgenomen van de ramingsbijstellingen. Deze ramingsbijstellingen hebben per saldo een positief effect op het saldo van baten en lasten.

De meerjarige begroting is op de volgende onderdelen reëel bijgeraamd:

Bedragen x € 1.000 (- is nadelig) Begroting 2022 Raming 2023 Raming 2024 Raming 2025
Kapitaallastenontwikkeling 11 -159 -267 -290
Personeelsbegroting 175 146 123 93
Ramingsbijstelling OZB incl. areaaluitbreiding 375 351 325 305
Diverse bijstellingen sociaal domein 275 311 438 450
Correctie stelpost urendoorbelasting investeringen -300 -300 -300 -300
Diverse bijstellingen overig -31 104 -42 0
Totaal ramingsbijstellingen 505 453 278 259

Technische aanpassingen begroting

Terug naar navigatie - Technische aanpassingen begroting

Tabellen en grafieken in de begroting

Vanwege de aanpassing van de programma-indeling zijn de tabellen voor de Programmabegroting 2022 – 2025 gewijzigd. In het verleden heeft de raad de wens geuit tot het vergroten van de leesbaarheid en het beperken van de omvang van begroting en jaarstukken. Vandaar dat in de Programmabegroting 2022 - 2025 een aantal aanpassingen aan de tabellen en grafieken zijn gedaan ter verbetering van beide aspecten. 

De volgende zaken zijn gewijzigd:

  • De wettelijk verplichte beleidsindicatoren zijn veelal incompleet en niet altijd van toegevoegde waarde. Deze indicatoren zijn verplaatst naar een apart hoofdstuk achter in de begroting. Per programma wordt aangegeven welke beleidsindicatoren voor dat programma een rol spelen. Ter verbetering van de vergelijkbaarheid wordt voortaan de vergelijking gemaakt met het gemiddelde van gemeenten in dezelfde grootteklasse (25.000 - 50.000 inwoners) in plaats van met het gemiddelde van Nederland. We werken toe naar een begroting met eigen indicatoren die van toegevoegde waarde zijn voor het vormen van een beeld van de in de begroting opgenomen ambities, doelen en resultaten.
  • Om beter aan te sluiten bij het informatieniveau van de raad, tonen de financiële tabellen per programma voortaan het beeld van de middelen per programma en per ambitie (informatieniveau raad) en niet langer per product (informatieniveau college). In de financiële begroting zijn tabellen opgenomen met de verdeling van middelen naar taakvelden.
  • Samenhangend met voorgaande ontwikkeling wordt de informatie over de verdeling van middelen naar wettelijk/niet-wettelijk voortaan per ambitie getoond in plaats van per product.
  • Het budgetrecht van de raad houdt de bevoegdheid in het college te autoriseren voor het uitgeven van door de raad beschikbaar gestelde middelen. De raad stelt met het besluiten over de Programmabegroting 2022 - 2025 alleen voor jaarschijf 2022 de baten en lasten vast. De jaarschijven 2023 tot en met 2025 betreffen de meerjarenraming. Om het belang van de jaarschijf waarvoor de baten en lasten worden vastgesteld duidelijk te maken, wordt deze kolom in de financiële tabellen voortaan met een andere kleur weergegeven.

Verschuiving middelen tussen programma's

In 2015 is voor een periode van 10 jaar een jaarlijks budget toegekend voor de verduurzaming van schoolgebouwen. Dit budget is destijds toegekend aan programma 4 Milieu, product Energiebeheer (nu programma 2: Wageningen Fysiek). Omdat deze middelen enkel worden besteed aan schoolgebouwen en we andere verduurzamingskredieten ook verantwoorden onder het betreffende beleidsterrein (bijv. de Sportaccommodaties), zijn in de voorliggende begroting deze budgetten verschoven naar programma 1: Wageningen Sociaal, product Onderwijshuisvesting. Het gaat om een verschuiving ter hoogte van € 110.000 tot en met 2025.