Paragraaf 7 Financiering

Inleiding

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Inleiding

Bij de financieringsparagraaf gaat het om de wijze waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en (tijdelijk) overtollige geldmiddelen wegzet. De financieringsparagraaf in de begroting en in de jaarrekening is, samen met het Financieringsstatuut, een middel voor het sturen, beheersen en controleren van de uitvoering van de financieringsfunctie én om deze transparant en inzichtelijk te maken.

Aan de bepaling van het financieringsbeleid van gemeenten is een aantal randvoorwaarden verbonden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido). Gemeente Wageningen heeft zelf kaders en regels vastgelegd in een zogenaamd Financieringsstatuut.

In het Financieringsstatuut is de beleidsmatige infrastructuur van de financieringsfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. Het Financieringsstatuut van de gemeente Wageningen uit 2009 is in 2024 geactualiseerd en in november 2024 vastgesteld door het college. Het college heeft de raad hierover eind 2024 geïnformeerd  via een informatienota. 

In het geldbeheer wordt een belangrijk risico gevormd door het verstrekken van geldleningen. Daarom is dit aan strenge regels gebonden. In lijn met de wet Fido bepaalt het Financieringsstatuut dat de gemeente uitsluitend leningen (of garanties) mag verstrekken aan derde partijen op grond van de uitvoering van de publieke taak.

Bij het aantrekken van geldleningen vindt op basis van het statuut een nauwkeurige afweging plaats tussen de financiële positie, de aanwezige leningenportefeuille, een recente liquiditeitsplanning en een actuele rentevisie. De looptijd van de leningen wordt afgestemd op de liquiditeitsbehoefte op (middel-)langere termijn.

Uitstaande geldleningen (ug)

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Uitstaande geldleningen (ug)

Op 1 januari 2025 heeft de gemeente per beleidsprogramma de leningen uitstaan, zoals weergegeven in onderstaand overzicht.

Aanvullende toelichtingen:

  • Gemeente Wageningen heeft in het verleden hypothecaire leningen verstrekt aan ambtenaren van de gemeente. Deze zijn inmiddels allemaal volledig afgelost.
  • De raad heeft in 2024 besloten een additionele lening ter grootte van € 1,7 miljoen te verstrekken aan BBLTHK Wageningen voor de financiering van de vernieuwing/verbouwing. Deze lening is eind augustus 2025 verstrekt en is daarom niet in onderstaand overzicht van de leningenpositie op 1 januari 2025 opgenomen.
Programma (x € 1.000) Saldo per 01-01-2026 Aflossing 2026 Rente 2026
Wageningen Sociaal 1.645 71 58
Totaal 1.645 71 58

Over de uitstaande leningen ontvangt de gemeente een gemiddelde rente van circa 3,5% , rekening houdend met de nieuwe lening aan BBLTHK Wageningen, die in 2025 wordt verstrekt.

Het verloop van de uitstaande leningen in de komende jaren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 1-1-2026 1-1-2027 1-1-2028 1-1-2029 1-1-2030
Lening ug 1.645 1.574 1.500 1.423 1.343
Rente o.b.v. saldo per 1-1 60 57 54 51 48
Gemiddelde rente 3,6% 3,6% 3,6% 3,6% 3,6%

Ontvangen geldleningen (og)

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Ontvangen geldleningen (og)

Op 1 januari 2025 heeft de gemeente de volgende langlopende leningen:

Geldverstrekker (x € 1.000) Hoofdsom Startdatum Einddatum Looptijd in jaren Rente % Stand 01-01-2026 Stand 01-01-2027 Stand 01-01-2028 Stand 01-01-2029 Stand 01-01-2030
Bank Nederlandse Gemeenten 24.000 15-12-2005 1-12-2031 25 3,775% 5.760 4.800 3.840 2.880 1.920
Bank Nederlandse Gemeenten 48.513 1-12-2006 1-12-2036 30 4,720% 17.788 16.171 14.554 12.937 11.320
Bank Nederlandse Gemeenten 12.000 31-5-2022 31-5-2062 40 1,964% 11.100 10.800 10.500 10.200 9.900
Provincie Limburg 12.000 25-5-2022 25-5-2042 20 1,954% 10.200 9.600 9.000 8.400 7.800
Totaal 96.513 44.848 41.371 37.894 34.417 30.940

Alle opgenomen geldleningen worden lineair afgelost met jaarlijks gelijke aflossingsbedragen. Bij de huidige opgenomen geldleningen wordt jaarlijks in totaal € 3.477.000 afgelost. De gemeente kan op dit moment (in 2025) nog beschikken over de middelen, die in 2022 zijn aangetrokken (in totaal € 24,0 miljoen), maar over enige tijd ontstaat een nieuwe financieringsbehoefte uit hoofde van herfinanciering van de jaarlijkse aflossingsbetalingen op bestaande leningen en voor de financiering van nieuwe investeringen. Tijdstip en omvang van een nieuwe financieringsbehoefte is met name afhankelijk van het investeringsniveau in de komende jaren.

Het verloop van de huidige opgenomen geldleningen in de komende jaren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 1-1-2026 1-1-2027 1-1-2028 1-1-2029 1-1-2030
Lening og 44.848 41.371 37.894 34.417 30.940
Rente o.b.v. saldo per 1-1 1.446 1.316 1.185 1.055 925
Gemiddelde rente 3,2% 3,2% 3,1% 3,1% 3,0%

In totaal is het saldo op 1-1-2025 van alle aangetrokken leningen € 48.325.000. De gemiddelde rente van deze leningen bedraagt in 2025 nog 3,3%, maar wordt geleidelijk lager als gevolg van aflossingen van oude, dure leningen met een relatief hoge rente.

Voor de erfpachtcontracten die in 2024  en 2025 worden aangegaan voor de gemeente Wageningen zal het gemiddelde rentepercentage van 3,8% worden gehanteerd. Dat is inclusief een opslag van 0,5% voor debiteurenrisico/administratiekosten (Financiële Verordening gemeente Wageningen, artikel 12 lid 4).

Renteontwikkeling en rentevisie

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Renteontwikkeling en rentevisie

De Europese Centrale Bank (ECB) begon in 2022 met het in rap tempo opvoeren van de rente om de hoge inflatie in de Europese landen te beteugelen. Deze maatregel heeft effect gehad.  Omdat de hoge inflatie in de eurozone inmiddels grotendeels is beteugeld en bijna op het gewenste niveau van gemiddeld 2,0% is teruggebracht, heeft de ECB in de periode van juni 2024 tot en met juni 2025 de rente acht keer verlaagd met 0,25%, dus een totale rentedaling in een tijdsbestek van ongeveer een jaar met 2,0% doorgevoerd. Met de lagere rente wil de ECB de kwakkelende economie van het eurogebied ondersteunen. De laatste renteverlaging van juni 2025 heeft de ECB doorgevoerd om de economie in Europa verder te versterken, die sinds de handelsoorlog met de Verenigde Staten als gevolg van de maatregelen van president Trump (importheffingen) flinke klappen krijgt.

De rentevergoeding, die het Rijk vergoedt over tegoeden die worden aangehouden bij 's Rijks Schatkist, houdt gelijke tred met de ECB-rente, en is vanaf het begrotingsjaar 2024 stapsgewijs gedaald van 3,9% begin 2024 naar 1,9% in 2025. Helaas ontvangt de gemeente hierdoor ook minder rente-inkomsten over de gelden die worden aangehouden bij 's Rijks schatkist.

De rente op (middel-)lange leningen in de publieke sector is in de periode 2022/2023, gestegen, maar minder hard dan de ECB-rente.  Mede als gevolg van de recente verlagingen van de Europese bancaire rente, is het huidige rentetarief voor leningen op (middel-)lange termijn in de publieke sector nog steeds relatief laag en komt de gemiddelde lange rente in 2025 uit op circa 3%. 

Het toekomstig verloop van de rente is redelijk onvoorspelbaar. De verwachting is, dat de ECB-rente in het vervolg van 2025 en 2026 niet veel verder kan en zal dalen. Het verloop van de ECB-rente en de (middel-)lange rente op de kapitaalmarkt is echter voor een groot deel afhankelijk van de ontwikkeling van de Europese inflatie en de economische situatie in het eurogebied. Ook de ontwikkelingen van de huidige oorlogssituaties en de spanningen tussen de economische grootmachten in de wereld hebben effect op de wereldeconomie en de kapitaalmarkt.

Garanties en borgstellingen

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Garanties en borgstellingen

Bij aanvragen voor garanties en borgstellingen is naast landelijke wetgeving de Europese wet- en regelgeving van belang. Met name de voorwaarden waaronder staatssteun (ook steun vanuit de gemeente) is toegestaan, zijn van belang. Om voor borgstelling (of subsidiëring) in aanmerking te komen moet worden voldaan aan diverse voorwaarden.

Per 1 januari 2025 is het aandeel aan garanties en borgstellingen waar de gemeente  in deelneemt ruim € 2,1 miljoen, zoals blijkt uit onderstaand overzicht.  Het betreft voornamelijk borgstellingen voor leningen aan sportclubs,  culturele instellingen, een vereniging van eigenaren (VvE) en een veerdienst, die allemaal gevestigd zijn in de gemeente Wageningen. Het aandeel van de gemeente in het actuele saldo van deze borgstellingen is € 2,099 miljoen. Het gemiddeld gemeentelijk aandeel in de afgegeven borgstellingen bedraagt op 1 januari 2025 ca. 92%.

De gemeente heeft in het verleden ook borgstellingen afgegeven aan woongroepen. Het risico bij deze borgstellingen is uiterst klein omdat de overwaarde van de als hypotheek ingebrachte panden de afgegeven garanties ver overstijgt.  In de loop van 2024 is de laatste lening volledig afgelost en vanaf dat moment lopen er geen borgstellingen meer. Er worden geen nieuwe garanties/borgstellingen voor woongroepen verwacht.

Bij de garanties en borgstellingen wordt nog wel een aanvullende opmerking gemaakt:
Op 9 juli 2024 heeft de raad ingestemd met een gemeentelijke garantie van 100% voor een nieuwe lening van het Warmtebedrijf Benedenbuurt ter grootte van € 5,1 miljoen. Het Warmtebedrijf Benedenbuurt heeft de lening nog steeds niet opgenomen, zodat de garantiestelling feitelijk nog niet effectief (operationeel) is. De raad heeft in het goedkeuringsbesluit een termijn van 6 maanden gesteld voor het vastleggen van de contracten tussen bank, de gemeente Wageningen en het Warmtebedrijf Benedenbuurt, na het onherroepelijk worden van de benodigde vergunningen. De vergunningen zijn nog niet definitief verleend, er lopen nog bezwaarprocedures. De garantiestelling van € 5,1 miljoen voor Warmtenet Benedenbuurt is opgenomen in onderstaande tabel.

Schuldenaar Hypotheek-/Garantienemer Startdatum Einddatum Saldo 01-01-2025 Aandeel Zekerheid Bedrag 01-01-2025
Stichting CKV "t Venster" Rabobank Ede 7-3-2008 7-3-2028 52.827 100% hyp 52.827
Wageningsche Mixed Hockey Club, Wageningen ING-bank, Ede 18-6-2001 1-10-2027 17.016 100% hyp 17.016
Opheusdens Veer SNS Bank N.V. 28-6-2010 9-2-2030 123.838 50% 61.919
Herenstraattheater Rabobank 20-7-2004 20-7-2029 640.000 100% 640.000
WMHC zaalhockeytent Rabobank 1-10-2018 1-10-2028 89.310 50% 44.655
VVE Nolensstraat 2 tot en met 40 BNG 3-6-2019 3-6-2034 83.489 100% 83.489
VVE Nolensstraat 2 tot en met 40 BNG 1-4-2019 1-4-2049 531.383 100% 531.383
VVE Nolensstraat 2 tot en met 40 BNG 15-1-2019 15-1-2049 582.947 100% 582.947
Ace Xclusive Handboogschietbaan - 19-3-2019 2-1-2049 169.578 50% 84.789
Subtotaal 2.290.389 92% 2.099.025
Warmtenet Benedenbuurt 5.100.000
Totaal 2.290.389 7.199.025

Naast de hiervoor genoemde borgstellingen staat de gemeente ook borg voor leningen aan toegelaten instellingen voor sociale woningbouw en voor hypotheekleningen wegens particulier woningbezit (achtervanggaranties).

De risico’s die hiermee gemoeid zijn, zijn tot een minimum beperkt doordat de primaire garantstelling is ondergebracht bij waarborgfondsen. Zo zijn de borgstellingen aan toegelaten instellingen (woningbouwverenigingen) ondergebracht bij het waarborgfonds sociale woningbouw en de borgstellingen voor hypotheekleningen wegens particulier woningbezit bij het fonds nationale hypotheekgarantie. Op basis hiervan is in het voorjaar van 2012 ingeschat dat het risico op een financieel nadeel voor de gemeente zeer onwaarschijnlijk is. Op dit moment is er geen aanleiding deze inschatting te herzien.

De afgegeven achtervanggaranties zijn als volgt opgebouwd (stand per 01-07-2025):

Schuldenaar (x € 1.000) Garantie-aandeel gemeente Wageningen Saldo Leningen
De Woningstichting Wageningen 99,99% 207.193
Idealis Wageningen 100,00% 56.766
Stichting Woonstede Ede 0,70% 2.804
Woningbouwvereniging Gelderland Arnhem 17,70% 346
Stichting Hof Wonen diverse (< 0,1%) 28
Totaal 267.137

Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Kasgeldlimiet

Gemeente Wageningen beschikt over een kredietfaciliteit bij de Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) van € 7.500.000. 

De kasgeldlimiet is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. In de wet FIDO is bepaald dat de gemiddelde netto vlottende schuld, over drie maanden gezien, de kasgeldlimiet niet mag overschrijden.

Onder de gemiddelde netto vlottende schuld wordt het saldo van de opgenomen leningen met een looptijd korter dan één jaar, de schulden en tegoeden in rekening-courant en contante gelden verstaan. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5% over het begrotingstotaal.

 

Berekening kasgeldlimiet (x € 1.000.000) Begroting 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029
Begrotingstotaal 152,8 156,0 162,0 168,5
Kasgeldlimiet (begrotingstotaal x 0,085) 13,0 13,3 13,8 14,3

Het beleid is erop gericht binnen de kasgeldlimiet een schuldpositie aan te houden, omdat de rente op kortlopende middelen in het algemeen lager is dan de rente op langlopende middelen.

De netto vlottende schuld moet op kwartaalbasis binnen deze limiet blijven. Bij een dreigende overschrijding van de kasgeldlimiet gaat de gemeente over tot consolidatie van haar vlottende schuld door het aantrekken van een langlopende geldlening. Bij het aantrekken van langlopende leningen wordt rekening gehouden met de verwachte ontwikkeling van de financieringsbehoefte op korte én op lange termijn. De gemeente baseert zich bij het aantrekken van leningen op een globale liquiditeitsbehoefte. Dit doen we aan de hand van een jaarlijks terugkerend patroon van de financieringsbehoefte aangevuld met specifieke informatie over grote investeringsprojecten en/of geldstromen.

Renterisiconorm

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Renterisiconorm

Met de renterisiconorm wordt een kader gesteld voor de spreiding van de looptijden van langlopende geldleningen. Het doel hiervan is te komen tot een spreiding van de (mogelijke) fluctuaties in de renterisico’s over langlopende geldleningen c.q. de vaste schuld. Het renterisico wordt gezien als het totaal van de renteherzieningen en aflossingen in een jaar. De renterisiconorm wordt, net als de kasgeldlimiet, bepaald als een percentage van het begrotingstotaal.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de gemeente ruimschoots binnen de wettelijke norm (20% van het begrotingstotaal) blijft.

 

Bedragen x € 1.000 Begroting 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029
Berekening renterisiconorm
A Begrotingstotaal (totale lasten) 152.831 155.990 162.013 168.516
B Percentage regeling 0,2 0,2 0,2 0,2
C Renterisiconorm (A x B) 30.566 31.198 32.403 33.703
Renterisico op vaste schulden
D Renteherzieningen op vaste schulden o/g - - - -
E Aflossingen 3.477 3.477 3.477 3.477
F Renterisico (D + E) 3.477 3.477 3.477 3.477
C Renterisiconorm 30.566 31.198 32.403 33.703
G Ruimte onder (+) of overschrijding (-) van de renterisiconorm (C - F) 27.089 27.721 28.926 30.226

Liquiditeitsplanning

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Liquiditeitsplanning

De wet Houdbare overheidsfinanciën en het schatkistbankieren maken het noodzakelijk een liquiditeitsplanning op te stellen voor de korte en middellange termijn. Deze planning geeft inzicht in het verloop van de ontvangsten en uitgaven op basis van de meerjarenbegroting, de geplande investeringen, aflossingsbetalingen van leningen, de vrijval uit afschrijvingen en de ontwikkeling van de overige activa en passiva van de gemeente. 

We zijn eind 2024 gestart met de voorbereidende werkzaamheden voor het opstellen van een meerjarige liquiditeitsplanning. De uitwerking van de actuele liquiditeitsprognose wordt samengevoegd met de stukken van de 1e begrotingswijziging 2026. Deze wordt als apart document bij de Programmabegroting 2026 aan de raad aangeboden. 

Schatkistbankieren

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Schatkistbankieren

Eind 2013 is het wettelijk verplichte schatkistbankieren ingevoerd. Schatkistbankieren houdt in dat geld en vermogen niet langer bij bijvoorbeeld banken buiten de schatkist mogen worden aangehouden. Overtollige middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden. Het woord overtollig verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Op basis van de wet Fido behoudt een decentrale overheid natuurlijk wel de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. De deelname aan schatkistbankieren verandert daar niets aan.

EMU-saldo en EMU-schuld

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - EMU-saldo en EMU-schuld

In 1999 zijn in de Europese Unie (EU) afspraken gemaakt over de saldi van overheidsbegrotingen en -rekeningen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het stabiliteit- en groeipact van de EU. De doelstelling van dit pact is het op middellange termijn bereiken én handhaven van een begrotingspositie die vrijwel in evenwicht is of een overschot vertoont. In het verdrag van Maastricht is bepaald, dat in tijden van laagconjunctuur het begrotingstekort het plafond van 3% van het bruto binnenlandsproduct (BBP) niet mag overschrijden (het EMU-saldo).

Eind 2011 is een aangescherpt Stabiliteits- en Groeipact van kracht geworden. De kern hiervan is dat de staatsschuld van eurolanden maximaal 60% van het BBP mag zijn (EMU-schuld) en het begrotingstekort maximaal 3% van het BBP (EMU-saldo). 

EMU-saldo
Bij de bepaling van het EMU-saldo per lidstaat worden ook de saldi van lokale overheden en van sociale fondsen meegenomen. Ook Wageningen draagt als lokale overheid bij aan de bepaling van het EMU-saldo. Jaarlijks stelt het Rijk een individuele referentiewaarde voor elke gemeente vast. In de septembercirculaire 2024 zijn de referentiewaarden per gemeente gepubliceerd en voor de gemeente Wageningen bedraagt de referentiewaarde op dit moment € 6,75 miljoen. Een individuele EMU-referentiewaarde is geen norm, maar een indicatie van het aandeel dat een provincie of gemeente in de gezamenlijke tekortnorm heeft. 

EMU-schuld
Ten aanzien van de EMU-schuld gelden geen specifieke regels voor gemeenten. Wel draagt het schatkistbankieren eraan bij dat de staatsschuld van Nederland als geheel iets lager ligt.

De specifieke referentiewaarde in 2025 voor de gemeente Wageningen wordt in de septembercirculaire 2025 gepubliceerd, of uiterlijk in de decembercirculaire 2025.

 

EMU - saldo (x € 1.000) Rekening 2024 Begroting 2025 (primair) Begroting 2026 Raming 2027 Raming 2028 Raming 2029
1. Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) 7.005 -187 3.415 547 -1.616 -2.803
2. Mutatie (im)materiële vaste activa -4.867 3.400 16.551 -548 1.989 -1.989
3. Mutatie voorzieningen 1.193 2.079 795 1.157 631 -134
4. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) 9.643 -150 -9.650 0 0 0
5. Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 22.708 5.142 11.110 1.155 1.005 -4.926

Renteschema

Terug naar navigatie - Paragraaf 7 Financiering - Renteschema

In onderstaand schema wordt conform de voorschriften inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen en de grondexploitatie wordt toegerekend.

Renteschema Begroting 2026
A De externe rentelasten over de lange en korte financiering 1.425.814
B De externe rentebaten over de lange en korte financiering -
B Rente-opbrengsten schatkistbankieren 271.000
C=A-B Saldo rentelasten en rentebaten 1.154.814
D De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend 209.143
E De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend 117.449
F De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (=projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend -
G=C-D-E+F Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 828.222
H Rente over eigen vermogen -
I Rente over voorzieningen -
J=G+H+I Totaal aan taakvelden (programma’s inclusief overhead) toe te rekenen rente 828.222
K De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 828.517
L=J-K Renteresultaat op het taakveld treasury -295
M Boekwaarde integraal gefinancierde vaste activa 82.851.671
N=J/M Toegestaan % omslagrente 1,00%
O Gehanteerde % omslagrente 1,00%
P=L/K Afwijking mag niet groter zijn dan 25% 0%