Paragraaf 1 Weerstandsvermogen & risicobeheersing

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Bij het weerstandsvermogen gaat het om de mate waarin de gemeente in staat is middelen vrij te maken om substantiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit betekent dat het beleid direct veranderd moet worden. Het gaat dus om de robuustheid van de begroting.
Het weerstandsvermogen geeft de relatie weer tussen de weerstandscapaciteit en alle risico’s waarvoor geen voorzieningen zijn gevormd. De weerstandscapaciteit bestaat uit de middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt om niet-begrote kosten te dekken. De risico’s zijn alle voorzienbare risico’s waarvoor geen maatregelen zijn getroffen en die van materiële betekenis kunnen zijn voor de financiële positie.
In de Nota risicomanagement en weerstandsvermogen Wageningen 2022 (hierna verder te noemen: de Nota RM&WV) is onder meer vastgelegd op welke wijze de beschikbare weerstandscapaciteit, de benodigde weerstandscapaciteit en het weerstandsvermogen wordt berekend en welke norm hiervoor wordt gehanteerd. Deze paragraaf is hierop gebaseerd.

Beschikbare weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Beschikbare weerstandscapaciteit

De beschikbare weerstandscapaciteit is het geheel aan middelen en mogelijkheden waarover de gemeente beschikt of kan beschikken om niet-begrote kosten te dekken.
In onderstaande tabel is te zien hoe de beschikbare weerstandscapaciteit zich voor 2025 en volgende  jaren ontwikkelt. De standen hebben betrekking op het verwachte saldo per 31 december van het betreffende jaar.

Onderdeel (x € 1.000) Begroting 2025 Raming 2026 Raming 2027 Raming 2028
Algemene reserve 14.148 13.953 13.915 13.925
Onvoorziene uitgaven 21 22 22 22
Positieve saldi
Totaal 14.169 13.974 13.937 13.947
Ondergrens 5.000 5.000 5.000 5.000
Bovengrens 7.500 7.500 7.500 7.500
Weerstandscapaciteit 7.500 7.500 7.500 7.500

De optelsom van de bestanddelen die tot de beschikbare weerstandscapaciteit worden gerekend is hoger dan de vastgestelde normatieve onder- en bovengrens. Daarom wordt een bedrag ter grootte van de normatieve bovengrens aangemerkt als beschikbare weerstandscapaciteit.

Benodigde weerstandscapaciteit

Terug naar navigatie - Benodigde weerstandscapaciteit

De benodigde weerstandscapaciteit is de hoeveelheid financiële middelen die de gemeente nodig heeft om niet begrote kosten die onverwacht en substantieel zijn te dekken.
De omvang van de benodigde weerstandscapaciteit is het totaal van de geïnventariseerde netto financiële risico’s met een omvang van tenminste € 100.000, vermeerderd met een onzekerheidsfactor van 10% over dit totaal voor niet-geïdentificeerde risico’s. Netto wil zeggen dat rekening is gehouden met de kans van intreden en/of beheersmaatregelen. Dat leidt tot het navolgende risicoprofiel respectievelijk de navolgende benodigde weerstandscapaciteit:

Risicoprofiel (geschat bedrag x € 1.000) 2025 2026 2027 2028
Omschrijving
Algemene Uitkering 663 663 663 663
Specifieke Uitkeringen 600 - - -
Openeinderegelingen 1.378 1.800 1.800 1.800
Grondexploitaties 216 216 216 216
Leningverstrekkingen en garantstellingen 1.634 1.634 1.634 1.634
Juridisch 488 488 488 488
Subtotaal 4.978 4.799 4.799 4.799
Onzekerheidsfactor 10% 498 480 480 480
Totaal 5.475 5.279 5.279 5.279

Toelichting op de risico’s

Algemene Uitkering en Specifieke Uitkeringen
Het verleden leert dat de ontwikkeling van de Algemene Uitkering (AU) en van Specifieke Uitkeringen (SPUK's) altijd een mate van onzekerheid kent. In het licht van ingrijpende operaties zoals de herijking van verdeelmodellen voor het sociaal en het klassiek domein, houden we rekening met blijvende onzekere ontwikkelingen (met name voor het 'ravijnjaar' 2026) waarvoor we voor de AU en voor de SPUK's een risicopost opnemen.

Openeinderegelingen
Een open einderegeling kenmerkt zich door de onbeperkte toegang. Cliënten kunnen onbeperkt een beroep doen op de gemeentelijke zorg en regelingen. Er worden meer indicaties afgegeven aan cliënten. Er kan sprake zijn van volumegroei van aantal cliënten en een volumegroei in het gebruik van de zorg en regelingen per (bestaande) cliënt. Het gevolg is dat de kosten hoger uitvallen dan in de begroting is opgenomen. Een beheermaatregel voor het risico van volumegroei is het meer inzetten van goedkopere zorg en preventie. Voor de risico’s van de openeinderegelingen in het sociaal domein wordt 3,5% van het jaarbudget als bruto risico aangehouden bij de bepaling van het benodigde weerstandsvermogen. Daarnaast kennen ook de ontwikkelingen rond  de openeinderegelingen een mate van onzekerheid. Zo wordt momenteel de systematiek rond de Gebundelde uitkeringen (BUIG) onder de loep genomen,  De daarmee gepaard gaande onzekerheid is in de risicopost verwerkt.

Voorbeelden van regelingen met een open einde karakter zijn o.a.:

  • Individuele studietoeslag
  • Ik-doe-meefonds;
  • Individuele voorzieningen jeugdhulp;
  • Maatwerkvoorzieningen maatschappelijke ondersteuning;
  • Gebundelde uitkeringen (BUIG): algemene bijstand en loonkostensubsidie Particpatiewet, IOAW, IOAZ en Bbz 2004 (levensonderhoud zelfstandigen).

Grondexploitaties
Deze risico’s hebben met name betrekking op de onderhanden werken in projecten en op de verhaalbaarheid van de plankosten (kostenverhaallocaties). Zie hiervoor ook paragraaf 5 Grondbeleid.

Leningverstrekkingen en garantstellingen
Deze post betreft de risico’s op verstrekte leningen en afgegeven garanties. Voor de beheersing van deze risico’s zijn regels gesteld in de Verordening leningverstrekking en garantieverlening Wageningen 2021 en in het Financieringsstatuut gemeente Wageningen 2010.

Juridisch
De gemeente loopt altijd een risico om juridisch aansprakelijk gesteld te worden voor schade gelden door derden. De gemeente is weliswaar verzekerd maar de aard of de omvang van de schade kan buiten het dekkingsbereik van de verzekering vallen. Hiervoor is een risicopost opgenomen.

Andere afgedekte gebeurtenissen

Terug naar navigatie - Andere afgedekte gebeurtenissen

In de Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing gaat het om gebeurtenissen waarvan onzeker is of ze zullen intreden, wanneer en in welke omvang. Dat zijn de risico’s die we hierboven in beeld hebben gebracht. Daarnaast zijn er gebeurtenissen waarvan vrijwel zeker is dat ze zullen intreden, maar waarvan het moment waarop of de omvang waarin onzeker is. Voor dergelijke gebeurtenissen zijn specifieke reserves of voorzieningen getroffen. Hieronder staat een overzicht van dergelijke gebeurtenissen waarvoor we een specifieke reserve of voorziening hebben. In samenhang met het risicoprofiel dat ten grondslag ligt aan de benodigde weerstandscapaciteit ontstaat zo een compleet beeld van de wijze waarop Wageningen met onzekerheden omgaat.

RESERVE OF VOORZIENING VOOR
Algemene reserve grondexploitaties Opvang van winsten, verliezen en risico’s grondexploitaties
Voorziening riolering Een evenwichtig verloop van de tarieven in relatie tot de te plegen investeringen
Reserve parkeergelden Egaliseren van exploitatieresultaten van parkeren
Reserve wachtgeld huidige bestuurders Opvang van eventuele wachtgeldverplichting bij het vertrek van de huidige bestuurders
Voorziening wachtgeld voormalige bestuurders Dekken van wachtgelduitkeringen aan voormalige bestuurders
Voorziening ’t Venster Voorziening i.v.m. faillissement ’t Venster

Weerstandsvermogen

Terug naar navigatie - Weerstandsvermogen

De mate waarin de gemeente in staat is middelen vrij te maken om substantiële tegenvallers op te vangen, zonder dat dit betekent dat het beleid direct veranderd moet worden, noemt men het weerstandsvermogen. Dit weerstandsvermogen kan worden afgeleid uit de vergelijking van de omvang van de beschikbare, benodigde en gewenste weerstandscapaciteit en de risico’s.
Het weerstandsvermogen is de verhouding tussen de beschikbare weerstandscapaciteit en de benodigde weerstandscapaciteit. Deze ratio is een indicator voor de mate waarin financiële risico’s kunnen worden opgevangen. En geeft daarmee inzicht in de robuustheid van de begroting en de financiële weerbaarheid van de gemeente, dus op de mogelijkheden om op korte termijn financiële tegenvallers te kunnen opvangen zonder direct in de begroting en de beleidsambities te hoeven ingrijpen.
Het weerstandsvermogen wordt berekend door de beschikbare weerstandscapaciteit te delen door de benodigde weerstandscapaciteit. Voor 2025 en volgende jaren bedraagt het weerstandsvermogen derhalve:

Onderdeel Begroting 2025 Raming 2026 Raming 2027 Raming 2028
Beschikbare weerstandscapaciteit 7.500 7.500 7.500 7.500
Benodigde weerstandscapaciteit 5.475 5.279 5.279 5.279
Weerstandsvermogen 1,37 1,42 1,42 1,42
Kwalificatie weerstandsvermogen Ruim voldoende Goed Goed Goed

Als norm is gesteld dat het weerstandsvermogen tenminste 1,0 (kwalificatie ‘Ruim voldoende’) moet bedragen. Aan deze norm wordt voldaan.

De kanttekening hierbij is dat bij de berekening van het weerstandsvermogen is verondersteld dat de meerjarenbegroting voor 2026 en verder sluitend zal worden. De meerjarenramingen laten op dit moment echter zien dat de gemeente komende jaren te maken kan krijgen met negatieve begrotingssaldi. Als de negatieve saldi zich daadwerkelijk voordoen, kan, afhankelijk van de omvang van de benodigde weerstandscapaciteit, het weerstandsvermogen onder 1,0 komen. Met een weerstandsvermogen lager dan 1,0 neemt het risico toe dat de gemeente onvoldoende financiële middelen heeft om onvoorziene uitgaven en substantiële tegenvallers op te vangen. Dit kan leiden tot intensivering van het toezicht door de provincie en aanpassingen in het beleid.

Financiële kengetallen

Terug naar navigatie - Financiële kengetallen

De gemeente is verplicht in iedere begroting en rekening zes wettelijk voorgeschreven financiële kengetallen op te nemen. Iedere gemeente wordt geacht zijn eigen beoordeling aan de kengetallen te verbinden, er zijn geen landelijke normen voor. Daarnaast kent de gemeente Wageningen een eigen kengetal, de kapitaallastenratio. Deze kengetallen geven in onderlinge samenhang bezien inzicht in met name de wendbaarheid van de gemeentelijke financiële huishouding.
In de Nota RM&WV zijn de Wageningse normen of streefnormen geformuleerd voor deze kengetallen.
Hieronder geven we per kengetal aan hoe het zich verhoudt tot de (streef)norm. Om de inzichtelijkheid te vergroten, wordt bij ieder kengetal met een korte uitleg gegeven.

Procenten Rekening 2023 Begroting 2024 Begroting 2025 Raming 2026 Raming 2027 Raming 2028
Netto schuldquote 13,5% 43,2% 35,9% 40,4% 38,2% 34,6%
Netto schuldquote gecorrigeerd 9,6% 39,6% 32,5% 37,0% 34,9% 31,5%
Solvabiliteitsratio 44,9% 41,4% 46,5% 42,6% 43,3% 44,8%
Structurele exploitatieruimte 10,6% 1,5% 1,3% -4,8% -5,4% -5,4%
Grondexploitatie -0,1% -0,2% -0,1% -0,1% -0,1% -0,1%
Belastingcapaciteit 98,6% 97,8% 96,1% 96,1% 96,1% 96,1%
Kapitaallastenratio 3,3% 4,5% 4,3% 0,0% 5,1% 5,1%

Netto schuldquote & de netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen
De netto schuldquote geeft inzicht in het niveau van de schuldenlast van de gemeente ten opzichte van de eigen middelen. Het geeft een indicatie in welke mate de rentelasten en aflossingen op de exploitatie drukken. Om duidelijk te maken wat het aandeel van de verstrekte leningen in de exploitatie is en ook wat dat betekent voor de schuldenlast, wordt de netto schuldquote berekend zowel inclusief als exclusief de doorgeleende gelden. Voor het kengetal Netto schuldquote, zonder en met correctie, geldt de norm: Wageningen valt altijd in de categorie < 90%. 

Solvabiliteitsratio
De solvabiliteitsratio geeft inzicht in de mate waarin de gemeente in staat is aan haar financiële verplichtingen te voldoen. Onder de solvabiliteitsratio wordt verstaan het eigen vermogen als percentage van het balanstotaal. Voor het kengetal Solvabiliteitsratio wordt uitgegaan van de volgende norm: Wageningen scoort niet lager dan 30%.

Structurele exploitatieruimte
Dit kengetal is van belang om te kunnen beoordelen welke structurele ruimte de gemeente heeft om de eigen lasten te dragen, of welke structurele stijging van de baten of structurele daling van de lasten daarvoor nodig is. De structurele exploitatieruimte wordt bepaald door het saldo van de structurele baten en lasten en het saldo van de structurele onttrekkingen en toevoegingen aan reserves gedeeld door de totale baten. Voor de structurele exploitatieruimte geldt de streefnorm: de structurele exploitatieruimte van Wageningen is minimaal 0%. 
Bij een jaarrekening is er geen sprake van een raming na het rekeningjaar, dus kan de beoordeling alleen goed zijn (als het rekeningjaar boven de 0 uitkomt), of onvoldoende (als het rekeningjaar onder de 0 uitkomt). Bij de jaarrekening geldt deze beoordeling overigens enkel voor de cijfermatige uitkomst van het kengetal. 

Grondexploitatie
Dit kengetal geeft weer hoe de waarde van de grond zich verhoudt tot de totale (geraamde) baten. Het gemiddelde percentage van de Gelderse gemeenten in hun begroting 2020 was 9%. Voor het kengetal Grondexploitatie wordt uitgegaan van de volgende norm: Wageningen valt altijd in de categorie < 20%.

Belastingcapaciteit
De belastingcapaciteit geeft inzicht in hoe de belastingdruk in de gemeente zich verhoudt ten opzichte van het landelijke gemiddelde. De definitie van belastingcapaciteit is hier: woonlasten van een meerpersoonshuishouden, opgebouwd uit OZB (berekend op basis van zowel koop-als huurwoningen), afvalstoffen- en rioolheffing. Voor het kengetal Belastingcapaciteit geldt de streefnorm: de Wageningse belastingcapaciteit is nooit meer dan 105%.

Kapitaallastenratio
De kapitaallastenratio is de verhouding van de kapitaallasten ten opzichte van de totale exploitatielasten. Dit is een eigen kengetal van Wageningen. Voor het kengetal kapitaallastenratio geldt een voorlopige norm van maximaal 12%.