Paragraaf 7 Financiering

Inleiding

Terug naar navigatie - Inleiding

Bij de financieringsparagraaf gaat het om de wijze waarop de gemeente benodigde geldmiddelen aantrekt en (tijdelijk) overtollige geldmiddelen wegzet. De financieringsparagraaf in begroting en jaarrekening is, in samenhang met het Financieringsstatuut, een middel voor het sturen, beheersen en controleren van de financieringsfunctie en om deze transparant te maken.

Aan de bepaling van het financieringsbeleid van gemeenten is een aantal randvoorwaarden verbonden. Deze randvoorwaarden zijn vastgelegd in de Gemeentewet en de Wet financiering decentrale overheden (wet Fido). Op 2 december 2008 heeft het college het huidige Financieringsstatuut vastgesteld en op 7 juli 2009 op een onderdeel geactualiseerd. In de Financiële verordening 2021 zijn de hoofdlijnen van de financieringsfunctie opgenomen.

In het Financieringsstatuut is de beleidsmatige infrastructuur van de financieringsfunctie vastgelegd in de vorm van uitgangspunten, doelstellingen, richtlijnen en limieten. Het statuut maakt een objectieve en transparante verantwoording vooraf en achteraf mogelijk. In het geldbeheer wordt een belangrijk risico gevormd door het verstrekken van geldleningen.  Daarom is dit aan strenge regels gebonden. In lijn met de wet Fido bepaalt het financieringsstatuut dat de gemeente uitsluitend leningen (of garanties) mag verstrekken aan derde partijen op grond van de uitvoering van de publieke taak.

Bij het aantrekken van geldleningen vindt op basis van het statuut een nauwkeurige afweging plaats tussen de financiële positie, de aanwezige leningenportefeuille, een recente liquiditeitsplanning en een actuele rentevisie. De looptijd van de leningen wordt afgestemd op de liquiditeitsbehoefte op langere termijn.

Uitstaande geldleningen (ug)

Terug naar navigatie - Uitstaande geldleningen (ug)

Per 01-01-2023 heeft de gemeente per beleidsprogramma de volgende leningen uitstaan:

Programma (x € 1.000) Saldo per 01-01-2023 Aflossing 2023 Rente 2023
Wageningen Sociaal 1.845 62 69
Bestuur en Organisatie 8 1
Totaal 1.852 62 70

Over de uitstaande leningen wordt in 2023 gemiddeld 3,6% rente ontvangen.

Het verloop van deze uitstaande leningen in de komende jaren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 01-01-2023 01-01-2024 01-01-2025 01-01-2026 01-01-2027
Lening ug 1.852 1.788 1.721 1.651 1.579
Rente o.b.v. saldo per 1-1 67 65 62 60 57
Gemiddelde rente 3,6% 3,6% 3,6% 3,6% 3,6%

Ontvangen geldleningen (og)

Terug naar navigatie - Ontvangen geldleningen (og)

Per 01-01-2023 heeft de gemeente de volgende langlopende leningen:

Geldverstrekker (x € 1.000) Hoofdsom Startdatum Einddatum Looptijd in jaren Rente % Saldo per 01-01-2023
Bank Nederlandse Gemeenten 24.000 15-12-2005 1-12-2031 25 3,775% 8.640
Bank Nederlandse Gemeenten 48.513 1-12-2006 1-12-2036 30 4,720% 22.639
Bank Nederlandse Gemeenten 12.000 31-5-2022 31-5-2062 40 1,964% 12.000
Provincie Limburg 12.000 25-5-2022 25-5-2042 20 1,954% 12.000
Totaal 96.513 55.279

 

Het verloop van deze ontvangen leningen in de komende jaren is als volgt:

Bedragen x € 1.000 01-01-2023 01-01-2024 01-01-2025 01-01-2026 01-01-2027
Lening og 55.279 51.802 48.325 44.848 41.371
Rente o.b.v. saldo per 1-1 1.836 1.706 1.576 1.446 1.316
Gemiddelde rente 3,3% 3,3% 3,3% 3,2% 3,2%

Dit is inclusief nieuwe leningen aangetrokken in 2022. In totaal is de boekwaarde per 1-1-2023 van alle aangetrokken leningen € 55.279.305. De gemiddelde rente van deze leningen bedraagt 3,3%. In 2022 was dit nog 4,4%. Voor de erfpachtcontracten die in 2023 worden aangegaan voor de gemeente Wageningen zal het gemiddelde rentepercentage van 3,3% worden gehanteerd.

Renteontwikkeling en rentevisie

Terug naar navigatie - Renteontwikkeling en rentevisie

De marktrente voor leningen 10 jaar met een lineaire fixe aflossing is begin 2022 fors gestegen naar 1,70% (08-08-2022). Deze bedroeg eind juli 2020 0,07% (31-07-2020). Voor 15 jaar vast is de rente per 08-08-2022 1,89% en voor 25 jaar 2,00%. De verwachting is, dat de wereldeconomie zal verslechteren als gevolg van de oorlog in Oekraïne. De hoge inflatie in 2022 zal naar verwachting ook in 2023 nog boven gemiddeld zijn (naar verwachting 4%). Dit heeft een opdrijvend effect op de rente. Zowel de korte rente als de lange rente zullen naar verwachting in 2023 verder stijgen.

Garanties en borgstellingen

Terug naar navigatie - Garanties en borgstellingen

Bij aanvragen voor garanties en borgstellingen is naast landelijke wetgeving de Europese wet- en regelgeving van belang. Met name de voorwaarden waaronder staatssteun (ook steun vanuit de gemeente) is toegestaan, zijn van belang. Om voor borgstelling (of subsidiëring) in aanmerking te komen moet worden voldaan aan diverse voorwaarden.

Per 1 januari 2023 is het totaalbedrag aan borgstellingen waar de gemeente in deelneemt € 2,534 miljoen. Het aandeel van de gemeente in deze borgstellingen is € 2,283 miljoen.

Naast de hiervoor genoemde borgstellingen staat de gemeente ook borg voor leningen aan toegelaten instellingen voor sociale woningbouw en voor hypotheekleningen wegens particulier woningbezit (achtervang-garanties).

De risico’s die hiermee gemoeid zijn, zijn tot een minimum beperkt doordat de primaire garantstelling is ondergebracht bij waarborgfondsen. Zo zijn de borgstellingen aan toegelaten instellingen (woningbouwverenigingen) ondergebracht bij het waarborgfonds sociale woningbouw en de borgstellingen voor hypotheekleningen wegens particulier woningbezit bij het fonds nationale hypotheekgarantie. Op basis hiervan is in het voorjaar van 2012 ingeschat dat het risico op een financieel nadeel voor de gemeente zeer onwaarschijnlijk is. Op dit moment is er geen aanleiding deze inschatting te herzien.

De afgegeven achtervanggaranties zijn als volgt opgebouwd (stand per 01-01-2021):

Schuldenaar (x € 1.000) Saldo leningen
De Woningstichting 172.522
Idealis 64.892
Particuliere wooneigenaren 407
Totaal 237.821

Kasgeldlimiet

Terug naar navigatie - Kasgeldlimiet

De kasgeldlimiet is een bedrag ter grootte van een percentage van het totaal van de jaarbegroting van de gemeente bij aanvang van het jaar. In de wet FIDO is bepaald dat de gemiddelde netto vlottende schuld, over drie maanden gezien, deze kasgeldlimiet niet mag overschrijden.

Onder de gemiddelde netto vlottende schuld wordt het saldo van de opgenomen leningen met een looptijd korter dan één jaar, de schulden en tegoeden in rekening-courant en contante gelden verstaan. De kasgeldlimiet wordt bepaald door het begrotingstotaal vermenigvuldigd met een bij ministeriële regeling vastgesteld percentage van 8,5% over het begrotingstotaal.

Berekening kasgeldlimiet (x € 1.000.000) Begroting 2023 Raming 2024 Raming 2025 Raming 2026
Totale lasten 114,0 115,5 117,0 120,3
Kasgeldlimiet (totale lasten x 0,085) 9,7 9,8 9,9 10,2

Het beleid is erop gericht binnen de kasgeldlimiet een schuldpositie aan te houden, omdat de rente op kortlopende middelen in het algemeen lager is dan de rente op langlopende middelen.

De netto vlottende schuld moet op kwartaalbasis binnen deze limiet blijven. Bij een dreigende overschrijding van de kasgeldlimiet gaat de gemeente over tot consolidatie van haar vlottende schuld door het aantrekken van een langlopende geldlening. Bij het aantrekken van langlopende leningen wordt rekening gehouden met de ontwikkeling van de financieringsbehoefte op korte termijn. De gemeente baseert zich bij het aantrekken van leningen op een globale liquiditeitsbehoefte. Zij doet dit aan de hand van een jaarlijks terugkerend patroon van de financieringsbehoefte aangevuld met specifieke informatie over grote investeringswerken en/of geldstromen.

Renterisiconorm

Terug naar navigatie - Renterisiconorm

Met de renterisiconorm wordt een kader gesteld voor de spreiding van de looptijden van langlopende geldleningen. Het doel hiervan is te komen tot een spreiding van de (mogelijke) fluctuaties in de renterisico’s over langlopende geldleningen c.q. de vaste schuld.

Uit onderstaande tabel blijkt dat de gemeente ruimschoots binnen de wettelijke norm blijft.

Bedragen x €1.000 Begroting 2023 Raming 2024 Raming 2025 Raming 2026
Berekening renterisiconorm
A Begrotingstotaal (totale lasten) 114.034 115.456 117.007 120.287
B Percentage regeling 0,2 0,2 0,2 0,2
C Renterisiconorm (A x B) 22.807 23.091 23.401 24.057
Renterisico op vaste schulden
D Renteherzieningen op vaste schuld o/g - - - -
E Aflossingen -21.423 3.477 3.477 3.477
F Renterisico (D + E) -21.423 3.477 3.477 3.477
C Renterisiconorm 22.807 23.091 23.401 24.057
G Ruimte onder (+) of overschrijding (-) van de renterisiconorm (C - F) 44.229 19.614 19.924 20.580

Liquiditeitsplanning

Terug naar navigatie - Liquiditeitsplanning

De wet Houdbare overheidsfinanciën en het schatkistbankieren maken het noodzakelijk een liquiditeitsplanning op te stellen voor de korte en middellange termijn. Deze planning geeft inzicht in het verloop van de ontvangsten en uitgaven op basis van de meerjarenbegroting, de geplande investeringen, de vrijval uit afschrijvingen en de ontwikkeling van de overige activa en passiva van de gemeente. De planning ziet er als volgt uit:

Liquiditeitsbegroting (x € 1.000) Begroting 2023 Raming 2024 Raming 2025 Raming 2026
Kasstroom op winstbasis 15.518 11.386 10.210 7.520
Kasstroom uit operationele activiteiten 10.011 11.386 10.510 7.820
Kasstroom uit investeringsactiviteiten -10.467 -4.025 -4.553 -7.937
Kasstroom uit financieringsactiviteiten -3.477 -3.477 -3.477 -3.477
Vrije kasstroom -3.933 3.884 2.480 -3.594
Saldo liquide middelen 1 januari 16.204 12.271 16.155 18.635
Netto kasstroom -3.933 3.884 2.480 -3.594
Saldo liquide middelen 31 december 12.271 16.155 18.635 15.041

Bovenstaande liquiditeitsbegroting is opgesteld aan de hand van de indirecte methode en omvat een aantal aannames die in werkelijkheid anders kunnen zijn. Daaronder valt onder meer het verwachte saldo van de liquide middelen per 1 januari 2023, het moment van baten en lasten dat gelijk is gesteld aan het moment van ontvangst en betaling en de verdeling van investeringen over de jaren.

Schatkistbankieren

Terug naar navigatie - Schatkistbankieren

Eind 2013 is het wettelijk verplichte schatkistbankieren ingevoerd. Schatkistbankieren houdt in dat geld en vermogen niet langer bij bijvoorbeeld banken buiten de schatkist mogen worden aangehouden. Overtollige middelen mogen alleen in rekening-courant en via deposito’s bij de schatkist worden aangehouden of onderling worden uitgeleend aan andere decentrale overheden. Het woord overtollig verwijst naar alle middelen die decentrale overheden niet onmiddellijk nodig hebben voor de publieke taak. Op basis van de wet Fido behoudt een decentrale overheid natuurlijk wel de mogelijkheid om leningen te verstrekken en uitzettingen te verrichten uit hoofde van de publieke taak. De deelname aan schatkistbankieren verandert daar niets aan.

EMU-saldo en EMU-schuld

Terug naar navigatie - EMU-saldo en EMU-schuld

In 1999 zijn in de Europese Unie (EU) afspraken gemaakt over de saldi van overheidsbegrotingen en -rekeningen. Deze afspraken zijn vastgelegd in het stabiliteit- en groeipact van de EU. De doelstelling van dit pact is het op middellange termijn bereiken en handhaven van een begrotingspositie die vrijwel in evenwicht is dan wel een overschot vertoont. In het verdrag van Maastricht is bepaald, dat in tijden van laagconjunctuur het begrotingstekort het plafond van 3% van het bruto binnenlandsproduct (BBP) niet mag overschrijden (het EMU-saldo).

Eind 2011 is een aangescherpt Stabiliteits- en Groeipact van kracht geworden. De kern hiervan is dat de staatsschuld van eurolanden maximaal 60% van het BBP mag zijn (EMU-schuld) en het begrotingstekort maximaal 3% van het BBP (EMU-saldo). 

EMU-saldo
Bij de bepaling van het EMU-saldo per lidstaat worden ook de saldi van lokale overheden en van sociale fondsen meegenomen. Ook Wageningen draagt als lokale overheid dus bij aan de bepaling van het EMU-saldo. Jaarlijks stelt het Rijk een individuele referentiewaarde voor elke gemeente vast. Voor 2021 bedraagt de referentiewaarde voor Wageningen € 4,004 miljoen.

EMU-schuld
Ten aanzien van de EMU-schuld gelden geen specifieke regels voor gemeenten. Wel draagt het schatkistbankieren eraan bij dat de staatsschuld van Nederland als geheel iets lager ligt.

EMU - saldo (x € 1.000) Rekening 2021 Begroting 2022 Begroting 2023 Raming 2024 Raming 2025 Raming 2026
1. Exploitatiesaldo vóór toevoeging aan c.q. onttrekking uit reserves (zie BBV, artikel 17c) 7.510 2.039 6.795 10.276 12.330 11.283
2. Mutatie (im)materiële vaste activa -741 2.253 -4.210 2.956 2.674 -238
3. Mutatie voorzieningen -198 -676 19 -84 -125 207
4. Mutatie voorraden (incl. bouwgronden in exploitatie) -755 -35 -507 0 300 300
5. Verwachte boekwinst bij verkoop effecten en verwachte boekwinst bij verkoop (im)materiële vaste activa 0 0 0 0 0 0
TOTAAL 7.298 -925 10.517 7.236 9.831 12.028

Renteschema

Terug naar navigatie - Renteschema

In onderstaand schema wordt conform de voorschriften inzicht gegeven in de rentelasten, het renteresultaat, de financieringsbehoefte en de wijze waarop rente aan investeringen en de grondexploitatie wordt toegerekend.

Renteschema (x € 1.000) Begroting 2023
A De externe rentelasten over de lange en korte financiering 1.836
B De externe rentebaten over de lange en korte financiering 0
C=A-B Saldo rentelasten en rentebaten 1.836
D De rente die aan de grondexploitatie moet worden doorberekend 0
E De rente van projectfinanciering die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend 0
F De rentebaat van doorverstrekte leningen indien daar een specifieke lening voor is aangetrokken (=projectfinanciering), die aan het betreffende taakveld moet worden toegerekend 0
G=C-D-E+F Aan taakvelden toe te rekenen externe rente 1.836
H Rente over eigen vermogen 0
I Rente over voorzieningen 0
J=G+H+I Totaal aan taakvelden (programma’s inclusief overhead) toe te rekenen rente 1.836
K De werkelijk aan taakvelden toegerekende rente (renteomslag) 1.753
L=J-K Renteresultaat op het taakveld treasury 83
M Boekwaarde integraal gefinancierde vaste activa 102.841
N=J/M Toegestaan % omslagrente 1,79%
O Gehanteerde % omslagrente 2,00%
P=L/K Afwijking mag niet groter zijn dan 25% 5%