3. Financiële kaders

3.1 Samenvatting financiële situatie bestaand beleid inclusief effecten septembercirculaire en decembercirculaire

Terug naar navigatie - 3.1 Samenvatting financiële situatie bestaand beleid inclusief effecten septembercirculaire en decembercirculaire

De raad heeft op 8 november 2022 de Programmabegroting 2023 en Meerjarenraming 2024-2026 (hierna verder: Begroting 2023), vastgesteld en op hetzelfde moment ingestemd met een tweetal begrotingswijzigingen:

  1. Nota van Wijzigingen Coalitie-akkoord;
  2. Wijzigingen Fitte Organisatie.

In de Begroting 2023 is de Algemene uitkering uit het Gemeentefonds geraamd op basis van de meicirculaire 2022. De financiële uitkomsten van de septembercirculaire en de decembercirculaire zijn niet in de begrotingscijfers verwerkt, omdat deze informatie nog niet beschikbaar was op het moment van opstellen van de Begroting 2023. De gemeenteraad is inmiddels via een raadsinformatiebrief door het college van burgemeester en wethouders geïnformeerd over de uitkomsten van beide circulaires. Deze uitkomsten worden in deze kadernota meegenomen en verwerkt in de Begroting 2024, die later dit jaar wordt opgesteld.

In onderstaand overzicht zijn de financiële kaders voor de Begroting 2024 samengevat:

Bedragen x € 1.000 Begroting 2024 Begroting 2025 Begroting 2026 Begroting 2027
Saldi Programmabegroting 2023 + toevoeging jaarschijf 2027 9.224 11.668 10.888 11.029
Nota van wijzigingen Coalitie-akkoord: -2.953 -2.752 -2.792 -2.880
Uitvoering -1.015 -772 -740 -755
Capaciteit -1.436 -1.467 -1.520 -1.574
Overhead 35% -502 -513 -532 -551
Nota van wijzigingen Fitte organisatie: -1.969 -2.042 -2.115 -2.191
Organisatiestructuur -853 -885 -917 -950
Hybride werken -21 -21 -21 -21
Nieuw structureel werk -590 -612 -634 -657
Overhead 35% -505 -524 -543 -563
Mutaties september- en decembercirculaire 2022 752 996 1.234 1.236
Saldi Begroting 2024 (exclusief raming extra lasten) 5.054 7.870 7.215 7.194
Raming Extra Lasten: -2.032 -2.024 -2.091 -2.161
Taakmutaties algemene uitkering september-/decembercirculaire -123 -46 -45 -45
Aanpassingen salarisberekeningen Coalitieakkoord en Fitte organisatie -47 -49 -51 -53
Thuiswerkvergoeding -100 -100 -100 -100
Hogere salarislasten principeakkoord CAO-afspraken 2023 -1.762 -1.829 -1.895 -1.963
Hogere bijdragen voor GR-en en overige (uitvoerings)organisaties a.g.v. loon-/prijsstijgingen N.T.B. N.T.B. N.T.B. N.T.B.
Verwachte saldi Begroting 2024 (inclusief raming extra lasten) 3.022 5.846 5.124 5.033
Hierin opgenomen stelpost compensatie Algemene uitkering 3.788 5.600
N.T.B. = Nog te bepalen

Toelichting

Terug naar navigatie - Toelichting

Toelichting bij het financieel kader, onderdeel Raming extra lasten

De extra lasten die we ramen voor taakmutaties zijn gelijk aan de bedragen die we via de algemene uitkering ontvangen voor asiel en inburgering (extra lasten door hogere instroom), Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) en Wet goed verhuurderschap. Tegenover de extra inkomsten staan immers ook extra uitgaven.

Bij een aantal salarisberekeningen van de personele invulling in het kader van het Coalitieakkoord en Fitte organisatie is uitgegaan van een onjuist CAO-loon. We hebben de salarissen opnieuw berekend. De salarisaanpassingen worden meegenomen in de Begroting 2024.

In de Begroting 2023 was nog geen rekening gehouden met de thuiswerkvergoeding die medewerkers ontvangen als compensatie voor de inrichting van een thuiswerkplek en de daaraan verbonden extra kosten voor verwarming en stroom. De thuiswerkvergoeding wordt meegenomen in de Begroting 2024.

In de Begroting 2023 zijn we uitgegaan van een loonstijging van 3,3% in 2023 conform de CEP-cijfers van maart 2022. Eind februari 2023 hebben VNG en de vakbonden een principeakkoord bereikt over de nieuwe CAO-afspraken voor de periode van 2 januari 2023 tot 1 januari 2024, dat wordt voorgelegd aan de leden. In het principeakkoord is een veel hogere loonstijging opgenomen voor 2023, en de extra salarislasten werken structureel door naar 2024 en latere jaren.

De loonstijging in 2023 varieert van 6 à 7% tot 12 à 13%, afhankelijk van het salarisniveau. De gemiddelde salarisstijging in 2023 komt op ca. 9% uit.

De CAO-afspraken van Gemeenschappelijke Regelingen zijn gelijk aan die van gemeenten en ook zij hebben hierdoor te maken met kostenstijgingen. Ook andere (uitvoerings)organisaties hebben te maken met loon-/kostenstijgingen. De financiële effecten daarvan voor de Begroting 2024 moeten nog worden bepaald. Dat is de reden, dat in bovenstaand financieel overzicht N.T.B. (= nog te bepalen) is opgenomen.

Op de verwachte saldi Begroting 2024 inclusief raming extra lasten moeten deze nog te bepalen bedragen straks dus ook nog in mindering worden gebracht.

Stelpost compensatie Algemene Uitkering

In de berekeningen van de Algemene Uitkering op basis van de circulaires van het ministerie van BZK is vanaf het begrotingsjaar 2026 (het ‘Ravijnjaar’) een aanzienlijke (structurele) verlaging opgenomen. Belangrijkste reden hiervan is, dat de volumecomponent van het accres op een laag niveau is vastgezet. We zijn in de meerjarenbegroting uitgegaan van een bestendige lijn voor wat betreft de omvang en ontwikkeling van de Algemene Uitkering en we verwachten compensatie door extra inkomsten. Hiertoe is in de meerjarenraming vanaf 2026 een (structurele) stelpost van € 5,6 miljoen opgenomen.

De stelpost heeft feitelijk betrekking op een drietal effecten: (1) de herverdeling van het gemeentefonds, (2) de effectuering van de opschalingskorting en (3) de inperking van het gemeentefonds waartegenover een uitbreiding van het gemeentelijk belastinggebied in het verschiet wordt gesteld. Dat laatste houdt in dat het kabinet het aantal en soort belastingen dat een gemeente mag opleggen wil verruimen zodat een gemeente meer belastinginkomsten kan genereren. De Vereniging Nederlandse Gemeenten stelt daarbij echter de voorwaarde dat de rijksbelastingdruk (bijvoorbeeld de inkomstenbelasting) dan evenredig omlaag moet om te voorkomen dat de lastendruk voor inwoners stijgt. De totale belastingruimte waar het Rijk nu aan denkt is tweemaal zo hoog als de huidige inkomsten uit de OZB. Dit komt ook redelijk overeen met de nu opgenomen stelpost.

In de september- en decembercirculaire is een incidentele reparatie voor de nadelige effecten van het Ravijnjaar 2026 aangekondigd ter grootte van macro € 1,0 miljard. Voor de gemeente Wageningen komt de incidentele compensatie in 2026 uit op een extra uitkering van ca. € 1,8 miljoen. In verband met het incidentele karakter kan deze extra financiële ruimte niet structureel ingezet worden in de begroting. Met de toevoeging van € 1,8 miljoen in 2026 resteert nog een stelpost in de raming 2026 van ca. € 3,8 miljoen. Voor de raming 2027 houden we de stelpost aan ter grootte van € 5.600.000.

Het opnemen van de stelpost vormt een financieel risico. Ook de provincie Gelderland zal in de rol van toezichthouder specifieke aandacht geven aan geraamde stelposten bij de beoordeling of sprake is van een structureel en reëel begrotingsevenwicht in meerjarig perspectief. In de Begroting 2023 hebben we in de paragraaf ‘Weerstandsvermogen en risicobeheersing’ onze risico-inschatting bij de Algemene Uitkering vanaf 2026 verhoogd om zichtbaar te maken, dat we door het instellen van de stelpost te maken hebben met een toename van het financieel risico.

In de Begroting 2024 worden de bedragen van de Algemene Uitkering opnieuw berekend op basis van de mei- en eventuele septembercirculaire 2023 en wordt het risicoprofiel geactualiseerd.

Mei- en septembercirculaire
Tussen het moment van opstellen van deze kadernota en de Begroting 2024 verschijnt nog een meicirculaire en mogelijk een septembercirculaire Wij stellen dan ook voor om het hierboven vermelde overzicht ‘Samenvatting financiële kaders voor de Begroting 2024’ aangevuld met de nog te verschijnen meicirculaire en (indien tijdig beschikbaar) septembercirculaire aan te merken als financieel kader (Financieel kader B.1).

3.2 Indexeringssystematiek

Terug naar navigatie - 3.2 Indexeringssystematiek

In lijn met artikel 4 van de Financiële Verordening gemeente Wageningen 2022 baseren we, net als in voorgaande jaren, de indexaties van de loonkosten, kostenbudgetten en onze gemeentelijke tarieven in de begroting op de door het Centraal Planbureau gepubliceerde cijfers van het Centraal Economisch Plan, de zogenaamde CEP-cijfers. Deze cijfers worden jaarlijks in maart gepubliceerd door het CPB en opgenomen in de meicirculaire.

In de Programmabegroting 2024 worden de gepubliceerde CEP-cijfers van maart 2023 meegenomen. Op het moment van opstellen van deze kadernota waren deze indexcijfers nog niet beschikbaar. In deze kadernota zijn in de cijfers van de meerjarenbegroting de indexaties verwerkt op basis van de CEP-cijfers van maart 2022. In artikel 4 van de Financiële Verordening is bepaald, dat voor de indexering van de personele kosten in de begroting uitgegaan wordt van de ontwikkeling conform de CAO of een inschatting daarvan. We hebben daarom de financiële gevolgen van de CAO-afspraken voor 2023 uit het principeakkoord doorgerekend en verwerkt in het financieel kader voor de Begroting 2024.

Investeringskredieten

De Financiële Verordening gemeente Wageningen 2022 geeft geen kaders voor de indexering van investeringskredieten. Maar bij de investeringen, die zijn opgenomen in het Meerjarig Investeringsplan (MIP) hebben we wel te maken met hogere kosten door prijsstijgingen. Het is dan ook wenselijk om hiervoor een financieel-technisch kader te stellen. In de Begroting 2023 zijn de investeringskredieten verhoogd met een prijsindex. Het college stelt daarom voor om ook in de Begroting 2024 prijsindexering op investeringskredieten toe te passen (Financieel kader B.2).

Indexeringsafspraken met externe partijen

De Financiële Verordening gemeente Wageningen 2022 geeft ook geen kaders voor het geval dat we met externe partijen (niet zijnde gemeenschappelijke regelingen) specifieke afspraken maken over de indexering. Voorbeelden hiervan zijn prijs- en budgetafspraken met onze uitvoeringsorganisaties. Deze afspraken vormen echter wel het uitgangspunt voor de betreffende budgetten in de begroting. Het is daarom wenselijk om ook hiervoor een financieel-technisch kader te stellen. Daarom stelt het college voor om deze afspraken als uitgangspunt te hanteren voor de budgetten in de Begroting 2024 (Financieel kader B.3).

Bij gemeenschappelijke regelingen zijn we van rechtswege verplicht om de gemeentelijke bijdrage uit hun vastgestelde begroting en de daarin opgenomen indexering te volgen.