Het financieel kader voor de Begroting 2024 bestaat uit de optelsom van (1) de vastgestelde Programmabegroting 2023 en Meerjarenraming 2024-2026 inclusief begrotingswijzigingen (hierna verder: Begroting 2023), (2) de uitkomsten van de september- en decembercirculaire 2022 en de nog te verschijnen mei- en (indien tijdig beschikbaar) septembercirculaire 2023, en (3) de raming van een aantal extra lasten.
B.1 Het overzicht ‘Samenvatting financiële kaders voor de Begroting 2024’ aangevuld met de nog te verschijnen meicirculaire en (indien tijdig beschikbaar) septembercirculaire vormen het financieel kader.
Bij het opstellen van de Begroting 2024 wordt rekening gehouden met loon- en prijsindexering volgens de financieel-technische kaders van de Financiële Verordening gemeente Wageningen 2022. Deze verordening geeft echter geen kaders voor de indexering van investeringskredieten. Omdat ook deze onderhevig zijn aan prijsstijgingen, is het wenselijk om hiervoor een kader te stellen als uitgangspunt voor de Begroting 2024.
B.2 Op Investeringskredieten wordt prijsindexering toegepast.
De verordening voorziet ook niet in kaders voor specifieke indexeringsafspraken met externe partijen (niet zijnde gemeenschappelijke regelingen). Deze afspraken vormen echter wel het uitgangspunt voor de betreffende budgetten in de begroting. Daarom is wenselijk om ook hiervoor een kader te stellen als uitgangspunt voor de Begroting 2024.
B.3 Specifieke afspraken met externe partijen (niet zijnde gemeenschappelijke regelingen) over de indexering worden als uitgangspunt gehanteerd voor de budgetten in de begroting.
Bij het opstellen van de Begroting 2024 worden de onder Beleidsinhoudelijk kader A.5 genoemde sleutelprojecten uit de Maatschappelijke Investeringsagenda 2030 concreet uitgewerkt. Hoeveel investeringsruimte precies benodigd en beschikbaar is blijkt pas uit het integrale beeld van de Begroting 2024. Gelet op enkele onzekerheden die daarbij nu en in de toekomst spelen, is het verstandig om als kader te stellen dat niet de volledige beschikbare investeringsruimte op voorhand wordt ingezet, maar een deel beschikbaar te houden. Hoe groot dat inzetbare resp. beschikbaar te houden deel moet zijn, kan echter pas deugdelijk onderbouwd worden als het integrale beeld van de Begroting 2024 bekend is.
B.4 Het college doet een voorstel voor de maximale omvang van het deel van de beschikbare investeringsruimte dat mag worden ingezet voor de onder Beleidsinhoudelijk kader A.5 genoemde onderwerpen.
Om investeringen of maatschappelijke activiteiten uit de Maatschappelijke Investeringsagenda 2030 te kunnen realiseren, is financiële dekking nodig, Voor sommige situaties is het praktisch om voor deze dekking een bestemmingsreserve ‘Reserve Investeringsagenda’ aan te kunnen spreken, en zo de investering of activiteit mogelijk te maken, te vergemakkelijken of te bespoedigen. De vorming van een dergelijke bestemmingsreserve kan dus bijdragen aan de inhoudelijke realisatie van de Maatschappelijke Investeringsagenda 2030.
B.5 Het college doet een voorstel tot vorming en voeding van een ‘Reserve Investeringsagenda’.
Om de zichtbaarheid, onderlinge binding en kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rollen van de raad te versterken, stelt het Presidium voor om met ingang van 2024 extra budget beschikbaar te stellen voor diverse activiteiten en extra personele capaciteit. Hiervoor moet binnen de Begroting 2024 dekking worden gezocht.
B.6 Het college doet een dekkingsvoorstel voor het voorstel van het Presidium om met ingang van 2024 structureel € 36.000 extra beschikbaar te stellen voor diverse activiteiten en extra personele capaciteit om de zichtbaarheid, onderlinge binding en kaderstellende, volksvertegenwoordigende en controlerende rollen van de raad te versterken.