2. Beleidsvoornemens en -plannen

2.1 Algemene beschouwingen en overige wensen van de raad

Terug naar navigatie - 2.1 Algemene beschouwingen en overige wensen van de raad

2.1.1 Gewenste aanpassingen bestaande beleidskaders

De raad heeft in januari 2025 algemene beschouwingen gehouden. Gedurende dit proces heeft de raad geen expliciete uitspraken gedaan of moties aangenomen over de fundamentele vragen die genoemd zijn in artikel 2 lid 2 van de Financiële Verordening gemeente Wageningen 2022, met uitzondering van de aangenomen motie 6M1 (zie paragraaf 2.1.2).
Het college leidt hieruit af dat de raad niet op voorhand wensen heeft over aanpassingen op de huidige beleidskaders zoals verwerkt in de vastgestelde Programmabegroting 2025. Wel kan het zijn dat de raad naar aanleiding van het overzicht fysieke investeringen van investeringen (zie paragraaf 2.4) of de mogelijke ombuigingsscenario’s (zie paragraaf 3.3) alsnog wensen kenbaar maakt over aanpassingen en of aanvullingen op de huidige beleidskaders. Dit kan de raad doen via moties bij of amendementen op deze Kadernota tussenevaluatie 2025.

2.1.2 Verwerking aangenomen moties

Moties naar aanleiding van algemene beschouwingen

De raad heeft in januari 2025 algemene beschouwingen gehouden. Als afsluiting van dit proces is in de raadsvergadering van 3 februari 2025 een richtinggevend raadsdebat gevoerd. Hierbij heeft de raad één motie aangenomen. In bijlage A bij deze Kadernota tussenevaluatie 2025 is aangegeven welke motie het betreft, op welke wijze de motie is of wordt opgepakt en op welke wijze de eventuele financiële consequenties worden verwerkt in de Begroting 2026.

Overige aan de Kadernota tussenevaluatie 2025 gerelateerde moties 

In de raadsvergadering van 16 december 2024 heeft de raad de Strategische vastgoednota behandeld. Hierbij heeft de raad twee moties aangenomen die direct of indirect een relatie leggen met de Kadernota tussenevaluatie 2025. In bijlage A bij deze Kadernota tussenevaluatie 2025 is aangegeven welke moties het betreft, op welke wijze deze zijn of worden opgepakt en op welke wijze de eventuele financiële consequenties worden verwerkt in de Begroting 2026. De daar genoemde motie 6M2 komt daarnaast ook aan de orde in paragraaf 2.4.1.

2.1.3 Overige wensen van de raad

De raad heeft zelf of via het Presidium overige wensen kenbaar gemaakt. Het college treedt inhoudelijk niet in de raadseigen wensen, maar is wel belast met financiële verwerking ervan in de begroting. Daarmee zijn deze wensen voor het college financieel kaderstellend. Het gaat om de volgende overige wensen van de raad (financieel kader 0.2.4):

Reclame uit bushokjes

De aangenomen motie 4M4 ‘Reclame in bushokjes en op schermen’ beoogt de verwijdering van reclame uit bushokjes en op schermen. Wanneer reclame volledig uit de bushokjes en van schermen wordt verwijderd, dan zullen de reclame-inkomsten dalen en drukken de onderhoudskosten op de exploitatie. Per saldo een structureel nadeel van circa € 45.000 met ingang van 2026 wegens gederfde inkomsten en kosten voor onderhoud en een incidenteel nadeel in 2026 van circa € 44.000 wegens kosten aanpassen/verwijderen faciliteiten. Het college zal hiervoor in de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

Formatie griffie

Het Presidium heeft op 24 september 2024 besloten om de formatie van de griffie per 1 januari 2025 structureel met 8 uren per week uit te breiden. De uitbreiding heeft betrekking op de functie raadsadviseur. Hiervoor moet binnen de lopende Begroting 2025 en de nog op te stellen Begroting 2026 dekking worden gezocht. Het college zal daartoe via de Bestuursrapportage voorjaar 2025 (voor de lopende Begroting 2025) en via de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

Herinrichting raadszaal

Een herinrichting van de raadszaal is wenselijk. Niet alleen moet het aantal zitplaatsen voor de raad uitgebreid worden vanwege de verhoging van het aantal raadsleden met twee personen als gevolg van de groei van het inwoneraantal tot 40.000+, ook is het meubilair aan vernieuwing toe. Daarnaast is er behoefte aan extra beeldschermen en mogelijk aan een aanpassing in een u-vorm, zodat niet langer de helft van de raad met de rug naar het publiek zit. Voor de kosten van een tijdelijke projectleider worden in de Bestuursrapportage voorjaar 2025 middelen gevraagd. Voor de andere herinrichtingskosten zal het college in de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

Gemeenteraadsverkiezingen 2026

Om de opkomst bij de Gemeenteraadsverkiezingen 2026 te bevorderen zijn in 2026 incidenteel extra middelen nodig. Ook zijn er incidentele middelen nodig voor het inwerkprogramma voor de nieuwe gemeenteraad en voor andere extra kosten volgend uit de raadswisseling. Het Presidium stemt de hoogte van deze incidentele middelen af in zijn vergadering van 24 juni 2025. Op basis daarvan zal het college in de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

Verbetering fractieondersteuning 

Het Presidium heeft de griffie in februari 2025 opdracht gegeven om verschillende varianten voor verbetering van de fractieondersteuning in kaart te brengen. Uiterlijk in zijn vergadering van 24 juni 2025 neemt het Presidium een besluit over de gewenste vorm van verbetering, inclusief de bijbehorende structurele verhoging van het budget voor fractieondersteuning met ingang van 2026. Op basis daarvan zal het college in de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

Democratische kwaliteit

In het kader van de verbetering van de democratische kwaliteit is nu twee keer de cursus 'Politiek Actief voor de inwoners.’ georganiseerd. De cursus wordt goed ontvangen, continuering hiervan is dan ook wenselijk. Vanaf 2026 is jaarlijks € 10.000 nodig voor het organiseren van deze cursus. Het college zal hiervoor in de Begroting 2026 een dekkingsvoorstel aan de raad doen.

2.2 Onvoorziene, onvermijdbare, onuitstelbare en nieuwe beleidsontwikkelingen

Terug naar navigatie - 2.2 Onvoorziene, onvermijdbare, onuitstelbare en nieuwe beleidsontwikkelingen

Er kunnen zich altijd onvoorziene, onvermijdbare of onuitstelbare beleidsontwikkelingen voordoen als gevolg van veranderende omgevingsfactoren zoals nieuwe of gewijzigde wet- en regelgeving, uitbreiding of inperking van autonome- en medebewindstaken, gezondheids-, humanitaire- en oorlogscrises, enzovoorts. Daarnaast kunnen er nieuwe beleidsontwikkelingen ontstaan door (nieuwe) ambities ten opzichte van de ambities in de vastgestelde Begroting 2025 of door aangegane verplichtingen. De definities van ‘onvoorzien’, ‘onvermijdbaar’, ‘onuitstelbaar’ en ‘nieuw beleid’ zijn opgenomen in bijlage B.

Ontwikkelingen ter verwerking in de Begroting 2026

Van een sommige onvoorziene, onvermijdbare, onuitstelbare of nieuwe beleidsontwikkelingen is bekend welk financieel effect deze hebben op de begroting. Het is daarom verstandig om hier rekening mee te houden in de op te stellen Begroting 2026. Hieronder is een overzicht opgenomen van de beleidsontwikkelingen die het college graag in de Begroting 2026 wil verwerken (beleidsinhoudelijk kader 0.1.1):

Domein

 

 

Nr.

Ontwikkeling

onvoorzien

onvermijd-baar

onuitstel-baar

nieuw

Financieel effect

Incidenteel

Structureel

Omvang

1. Sociaal

1.1

Beschermd Wonen

 

Nadeel als gevolg van nieuwe berekeningswijze  werkbudget

onvermijd-baar

 

---

 

X

890k

2. Fysiek

2.1

Instellen voorziening ‘Groot onderhoud gebouwen’

Instellen van een voorziening ‘Groot onderhoud gebouwen’ met de (D-)MJOP’s als basis

onvermijd-baar

---

 

X

450k

tot

600k

2.2

Vullen omgevingsplan

Voldoen aan wettelijke verplichting om het omgevingsplan te vullen inclusief invulling verplichting tot actieve participatie uit Omgevingswet

onvermijd-baar

---

 

X

100k

Toelichting

 

Ad 1.1 Beschermd wonen

Tot en met 2022 ontving de gemeente Wageningen een risicodragend werkbudget van centrumgemeente Ede voor het zelfstandig uitvoeren van Beschermd Wonen. Na een financieel geschil over de hoogte van het werkbudget wordt overgegaan op een nieuwe berekeningswijze van het werkbudget 2023 -2025 op basis van daadwerkelijke kosten. Vooruitlopend op de definitieve besluitvorming door beide colleges, betekent dit zowel voor het lopende begrotingsjaar 2025 als voor de Begroting 2026 een nadeel ten opzichte van de begrote inkomsten. De totale lagere bijdrage is naar verwachting vanaf 2025 € 890.000 op jaarbasis (nadelig), waarvan € 630.000 als gevolg van een lagere verwachte opbrengst (werkbudget).

 

Ad 2.1 Instellen voorziening ‘Groot onderhoud gebouwen’

Wageningen heeft in het verleden de kosten voor groot onderhoud vooral als investering aangemerkt, waarop werd afgeschreven. Met ingang van 2022 mag groot onderhoud niet langer worden geactiveerd. Het is wettelijk toegestaan en gebruikelijk in het vastgoedbeheer dat een voorziening groot onderhoud gebouwen wordt ingesteld. Op basis van een actueel onderhoudsplan voor tenminste tien jaar wordt het totaal benodigde bedrag aan onderhoud per gebouw bepaald. Jaarlijks wordt een deel van het totaal benodigde bedrag aan de voorziening groot onderhoud toegevoegd. In de exploitatiebegroting wordt dit bedrag als kosten “toevoeging voorziening groot onderhoud gebouwen” opgenomen. Deze werkwijze draagt bij aan een stabiel kostenniveau in de begroting: jaarlijks wordt ongeveer hetzelfde bedrag voor “toevoeging aan de voorziening groot onderhoud gebouwen” begroot. De werkelijk gemaakte kosten voor groot onderhoud worden onttrokken aan de voorziening. 

 

Ad 2.2 Vullen omgevingsplan

De komende jaren (tot 2032) moet het omgevingsplan gevuld gaan worden. Dit is een wettelijke verplichting. Daarbij worden structurele kosten gemaakt voor onder andere opstellen, annoteren en  communicatie/participatie. Deze structurele kosten bedragen vanaf 2026 circa € 100.000.

 

Ontwikkelingen ter informatie

We zien ook een aantal onvoorziene, onvermijdbare, onuitstelbare of nieuwe beleidsontwikkelingen die op dit moment nog niet of onvoldoende uitgewerkt zijn of kunnen worden. Om een beeld te geven zijn deze overige onvoorziene, onvermijdbare, onuitstelbare en nieuwe beleidsontwikkelingen is een overzicht hiervan ter informatie opgenomen in bijlage C. Deze verwerken wij nog niet in de Begroting 2026, maar pas zodra deze inhoudelijk en financieel concreet genoeg zijn uitgewerkt. Mocht een genoemde ontwikkeling inhoudelijk en financieel toch concreet genoeg uitgewerkt zijn tussen het moment van deze kadernota en het opstellen van de begroting, dan zullen wij aan u voorleggen of we deze alsnog mogen verwerken in de Begroting 2026.

2.3 Overige ontwikkelingen

Terug naar navigatie - 2.3 Overige ontwikkelingen

Er kunnen ontwikkelingen zijn die niet vallen onder de noemer van de voorgaande paragraaf, maar die wel het budgetrecht van de raad raken. Voorbeelden hiervan zijn onder andere ontwikkelingen die leiden tot verschuivingen tussen programma’s en ontwikkelingen die leiden tot omzetting van budgetten, zoals personele budgetten in materiële budgetten of omgekeerd. Het college wil in de Kadernota tussenevaluatie 2025 graag de volgende ontwikkelingen verwerken in de Begroting 2026 (beleidsinhoudelijk kader 0.1.2):

 

2.3.1 Programma-overstijgende herallocatie budgetten Wageningen 45

 

Op dit moment alle kosten voor de organisatie en activiteiten van de Stichting Nationaal Comité Herdenking Capitulaties 1945 Wageningen (kortweg: Wageningen 45) verdeeld over diverse posten binnen de programma’s 1, 2 en 3 van de gemeentelijke begroting. En worden deze kosten dus ook vanuit evenzovele budgetten gedekt. Het college wil graag met ingang van 2026 de te verwachten kosten ten behoeve van de organisatie en activiteiten voor en door Wageningen 45 als één regulier budget opnemen in programma 3 Bestuur en Organisatie. Eén totaalbudget geeft een beter inzicht in de uitgaven, zowel op de afzonderlijke delen als op het totaal, en een betere beheersing van en sturingsmogelijkheden op het budget. Bij het opstellen van de Begroting 2026 wordt voor Wageningen 45 een apart product binnen programma 3 gecreëerd, waaraan de voormalige deelbudgetten worden gekoppeld. Naar verwachting is dit voor de jaren 2026 tot en met 2029 budgetneutraal. Het college wil dit graag verder uitwerken voor de Begroting 2026.

 

2.3.2 Omzetten materieel budget laptops naar investeringen

 

De laptops die in de organisatie in gebruik zijn moeten vervangen worden. De vervanging zal gefaseerd plaatsvinden in de periode 2025-2026. De vervanging is reeds in de Begroting 2025 aangekondigd. Bij het vervangen van de laptops wil Wageningen overgaan van de leaseconstructie naar eigendom van laptops. Deze omzetting heeft tot gevolg dat er een investeringskrediet door de raad verstrekt moet worden. Via de Kadernota tussenevaluatie 2025 wordt de raad gevraagd om een investeringskrediet van in totaal € 660.000 beschikbaar te stellen. De dekking van de kapitaallasten behorende bij de investering kan budgetneutraal worden verwerkt.

  • In 2026 is er investeringskrediet van € 264.000 nodig. De kapitaalasten voor de investering maken met ingang van 2027 deel uit van de begroting. 
  • Het investeringskrediet voor 2025 ad € 396.000 zal in de Bestuursrapportage voorjaar 2025 worden aangevraagd. De kapitaallasten voor de investering maken met ingang van 2026 deel uit van de begroting. 
  • De investeringen wordt lineair afgeschreven in 3 jaar tegen een rentepercentage van 1%. De kapitaallasten (rente en afschrijving) bedragen in totaal respectievelijk € 135.960 en € 90.640. De kapitaallasten kunnen worden gedekt binnen de bestaande begroting van ambitie 3.4 / product 926.00 “Een digitale organisatie”.

2.3.3 Omzetten vervangingsinvesteringen ICT-infrastructuur naar materieel budget

 

In 2025 gaat de gemeente het ICT-beheer niet langer zelf verzorgen, maar als dienst inkopen bij een ICT-leverancier. Daardoor zijn de vervangingsinvesteringen voor de ICT-infrastructuur niet langer nodig. De aangevraagde en toegekende kredieten vallen vrij. De in de begroting opgenomen kapitaallast is nodig om de kosten voor de ingekochte ICT-dienstverlening te dekken. De budgetneutrale wijziging van kapitaallasten naar kosten dienstverlening wordt in de Begroting 2026 doorgevoerd.

2.4 Investeringen

Terug naar navigatie - 2.4 Investeringen

2.4.1 Algemeen

 

Doorontwikkeling investeringen

 

Wij hebben de afgelopen twee jaar hard gewerkt aan het verbeteren van het inzicht in, de beheersing van en de sturing op investeringen:

  • Om zicht te krijgen op, en een eerste impuls te kunnen geven aan geven aan de investeringen die nodig zijn voor de realisatie van onze ambities, is in 2023 de Maatschappelijke Investeringsagenda 2030 (MIA) als instrument ontwikkeld en in gebruik genomen. Met dit sturingsinstrument krijgen we een beeld van de financiële effecten op langere termijn van verwachte of gewenste grote investeringen.
  • Ook is sinds 2024 de activa-administratie en het Meerjaren Investeringsplan (MIP) geactualiseerd om zo beter te kunnen sturen op de noodzakelijke of gewenste vervangingsinvesteringen. Dit is belangrijk want de voor de uitvoering van de gemeentelijke taken en het gemeentelijk beleid benodigde investeringen moeten periodiek worden vervangen omdat ze dan aan het einde van hun levensduur zijn. Het MIP dat gebruikt wordt voor de vervangingsinvesteringen biedt in de huidige vorm geen inzicht in de cyclische vervangingen over een langere periode. Daarom wordt dit instrument verder doorontwikkeld en verbeterd.
  • Tenslotte is in 2024 een onderzoek uitgevoerd naar de benodigde financiële middelen voor investeringen die voortkomen uit een aanzienlijke toename van het aantal woningen en werklocaties in Wageningen met oog voor eisen vanuit duurzaamheid, mobiliteiten voorzieningen (groeiambitie in relatie tot de Visie bebouwde kom Wageningen).

 

In paragraaf 2.4.2 gaan we verder in op bovengenoemde investeringen. Omdat deze overwegend van fysieke aard zijn, zullen we deze verder aanduiden als fysieke investeringen.

 

Investeringsvolume

 

Het huidige beeld is dat er in de komende 15 jaar tot zo’n 368 miljoen euro benodigd zal zijn voor alle fysieke investeringen van de gemeente. De kapitaallasten hiervoor vallen zowel in Programma 1 als in Programma 2. Het beeld is dat de huidige in de begroting opgenomen kapitaallasten nog een aantal jaren dekkend zijn en dat er rond 2028-2029 een omslagpunt plaatsvindt, waarbij de kapitaallasten gaan stijgen boven de huidige meerjarenramingen. Het is verstandig dit in het kader van de (meerjaren) begroting in het achterhoofd te houden. Het college kiest er momenteel niet voor om op voorhand middelen in de begroting te alloceren, maar dit met resultaatbestemming na de jaarafsluiting in te vullen.

 

Het college zal bij de eerstvolgende herziening van de Nota reserves en voorzieningen de raad voorstellen doen om te komen tot één of meerdere bestemmingsreserves en deze zodanig in te richten dat er bij de jaarafsluiting, bij een positief resultaat, gericht middelen aan kunnen worden toegekend. Deze middelen kunnen dan dienen om de stijgende kapitaallasten na het genoemde omslagpunt te dekken.

(Financieel kader 0.2.5)

 

Sturing op investeringen

 

Om het sturen op deze langjarige ambitie op een behapbare manier vorm te geven, is het college voornemens om te werken met een horizon van 4 jaar en voor die periode tot een concrete uitwerking te komen van de investeringen en de financiële effecten daarvan. Dit wordt bij de Begroting 2026 voor het eerst voorgelegd aan de raad. Hier vinden dan ook de keuzes plaats door de raad. Dit kan gaan over het opstarten van nieuwe projecten, maar ook over het bijsturen op basis van voortschrijdend inzicht, zoals dekking elders, realisme in planning of uitvoering of beschikbare capaciteit. Deze periode zal jaarlijks 1 jaar opschuiven, zodat er elk jaar een concreet beeld bestaat over de komende 4 jaar, wetende dat de periode daarna per definitie onzekerder is.

(Financieel kader 0.2.6)

2.4.2 Fysieke investeringen

 

Maatschappelijke Investeringsagenda

 

De Maatschappelijke Investeringsagenda (MIA) is als sturingsinstrument ontwikkeld om de financiële effecten op langere termijn in beeld te krijgen van verwachte of gewenste grote investeringen. De Maatschappelijke Investeringsagenda omvat op dit moment een overzicht van investeringen die als “sleutelproject” zijn aangemerkt, op een wachtlijst zijn geplaatst of als “buiten scope” aangemerkt.

 

Het meest recente overzicht is in november 2024 door de raad vastgesteld bij de 1e Begrotingswijziging 2025. Wij verwijzen daarvoor naar hoofdstuk 4 van bijlage 2 van de 1e Begrotingswijziging 2025.

In deze Kadernota tussenevaluatie 2025 gaan we specifiek in op de volgende twee MIA-projecten.

 

  • Project 1.7 Junushoff

De raad heeft bij de 1e Begrotingswijziging 2025 besloten om het project 1.7 ‘Junushoff’ aan te merken als sleutelproject, zonder hier direct middelen aan toe te wijzen. Het sleutelproject heeft specifiek betrekking op de vervanging van de klimaatbeheersing van de Junushoff. De vervanging is geraamd op een bedrag van circa € 1.275.000.

In het raadsvoorstel tot vaststelling van de Jaarstukken 2024 stellen wij u voor om van het jaarrekeningresultaat 2024 een bedrag van € 1.275.000 te bestemmen voor sleutelproject 1.7 Junushoff ten behoeve van de vervanging van de klimaatbeheersing, en het geoormerkte bedrag voor dat doel toe te voegen aan de bestemmingsreserve ’Reserve Investeringsagenda’. Als de raad daarmee instemt zijn de kosten van de vervangingswerkzaamheden gedekt. Daarnaast geven we hiermee invulling aan de randvoorwaarde van cofinanciering die de Provincie Gelderland aan ons stelt om in aanmerking te kunnen komen voor een bijdrage uit de provinciale middelen voor ‘Schaalsprong Foodvalley’.

De werkzaamheden worden in 2026 uitgevoerd.

 

  • Project 1.8 Cultuur-Broedplaats

Verder heeft de raad in december 2024 bij de behandeling van de Strategische vastgoednota een motie 6M2 aangenomen die het college vraagt om bij de Kadernota tussenevaluatie 2025 aan de raad voor te stellen om het MIA-wachtlijstproject 1.8 Cultuur-Broedplaats als sleutelproject aan te merken, daarbij een voorstel te doen voor de financiering van dit project en hierbij de opbrengst van de verkoop van het vastgoed Wilhelminaweg 1 en 3 te betrekken. Het college stelt dan ook in deze Kadernota tussenevaluatie 2025 voor dat de raad het MIA-wachtlijstproject 1.8 Cultuur-Broedplaats aanmerkt als sleutelproject (beleidsinhoudelijk kader 0.1.3).

Voor deze investering is in het overzicht investeringen groeiambities wonen en werken een bedrag van € 1.000.000 geraamd. Het college stelt voor om de verkoopopbrengst van het gemeentelijke vastgoed aan de Wilhelminaweg 1 en 3, na aftrek van de directe kosten, toe te voegen aan de reserve Investeringsagenda ter dekking van het benodigde investeringsbedrag voor project 1.8 Cultuur-Broedplaats (financieel kader 0.2.7).

 

Verder is bij nadere beschouwing geconstateerd dat een deel van de voor de MIA aangemelde investeringen zijn aan te merken als vervangingsinvestering voor het meerjarig investeringsplan (MIP), bijvoorbeeld bestaande onderwijshuisvesting (onder andere St. Jozefschool) of een bestaande sportaccommodatie (onder andere zwembad De Bongerd). Deze zullen worden opgenomen in het overzicht fysieke investeringen zoals hierboven beschreven. Voor de overgebleven maatschappelijke initiatieven, niet zijnde investeringen, bij de MIA zal het college bij de programma begroting 2026 met een voorstel komen hoe deze initiatieven in het P&C instrumentarium een plek te geven.

(financieel kader 0.2.8)

 

Een deel van de investeringen betreft groot onderhoud. Conform de wettelijke richtlijnen mogen de kosten voor groot onderhoud niet meer als investering aangemerkt worden. De kosten voor (groot) onderhoud zijn exploitatiekosten, welke eventueel via een voorziening groot onderhoud geëgaliseerd mogen worden.

(financieel kader 0.2.9)

 

Vervangingsinvesteringen / Meerjaren Investeringsplan

 

Voor de uitvoering van haar wettelijke taken en beleid heeft de gemeente investeringen in de openbare ruimte, gebouwen en bedrijfsmiddelen gedaan. De investeringen kennen een (beperkte) levensduur, waarna vervanging noodzakelijk is. Om vervanging (financieel) mogelijk te maken wordt er op investeringen afgeschreven. De afschrijvingstermijnen zijn vastgelegd in de Nota waarderen, activeren en afschrijven. Omdat er geld van de gemeente vast ligt in de investeringen moet wettelijk een rentevergoeding toegerekend worden. De afschrijving en de rentevergoeding vormen samen de kapitaallasten, welke als kosten in de exploitatiebegroting zijn opgenomen. De kapitaallasten wordt gefinancierd ten laste van de algemene middelen, met uitzondering van de kapitaallasten voor een investering waarvoor een bestemmingsheffing geldt (zoals afval en riolering). De raad kan ervoor kiezen om voor een incidentele of grote investering een bestemmingsreserve kapitaallast in te stellen. In de begroting worden dan zowel de kapitaallast van de investering als de onttrekking aan de bestemmingsreserve kapitaallast opgenomen, zodat er geen exploitatieresultaat ontstaat. Bij vervanging van een dergelijke investering ontstaat aan het einde van de levensduur wel de vraag hoe de kapitaallast van vervanging gefinancierd moet worden.

 

Voor een goed inzicht in de vervangingsinvesteringen is een langjarig overzicht nodig, waarin duidelijk af te lezen is wanneer welke bezittingen wanneer vervangen moeten worden. Niet alleen om de financiële consequenties inzichtelijk te hebben, maar ook om de voor vervanging benodigde ambtelijke capaciteit in te schatten.

 

Uitvoering visie bebouwde kom

 

Met het vaststellen van de Visie Bebouwde Kom in november 2024 is door de raad richting gegeven aan de beoogde fysieke ontwikkeling van de stad:

  • In de periode tot 2040 ziet Wageningen mogelijkheden om ongeveer 3.500 nieuwe woningen en 600 eenheden studentenhuisvesting te (laten) realiseren;
  • In het kader van de KennisAs werkt gemeente Wageningen samen met de gemeente Ede aan het versterken van het kennisecosysteem rondom de WUR. Deze ontwikkeling leidt tot een vraag naar meer ruimte voor kennisintensieve bedrijven;
  • Meer inwoners en bedrijvigheid betekent ook een uitbreiding van voorzieningen, zoals onderwijshuisvesting en accommodaties voor sport, cultuur en recreatie;
  • Voor inwoners, ondernemers en bezoekers is daarnaast aanpassing van de openbare ruimte nodig ten behoeve van mobiliteit, duurzaamheid en leefbaarheid.

 

Als uitwerking van de Visie Bebouwde Kom zijn de fysieke investeringen die voor deze (groei) ambities nodig zijn in beeld gebracht en in een investeringsoverzicht verwerkt. Het betreft investeringen in wonen, werken, duurzaamheid, voorzieningen en mobiliteit. Het rapport is opgenomen in bijlage D. Het betreft hier zowel de opbrengsten en/of kosten gerelateerd aan de ontwikkeling van de woon- en werklocaties (grondexploitatie) als kosten voor aanpassing van de openbare ruimte en uitbreiding van voorzieningen. Een deel van de investeringen (bijvoorbeeld onderwijshuisvesting) is ook bij de Maatschappelijke Investeringsagenda (MIA) opgenomen.

 

Op verzoek van het college is het overzicht fysieke investeringen naast het toevoegen van de MIA investeringen ook uitgebreid met alle vervangingsinvesteringen in het fysieke domein om de totale investeringsbehoefte en de daaruit volgende kapitaallasten (afschrijvingen en rente) in kaart te brengen.

 

In bijlage E is een integraal overzicht op hoofdlijnen opgenomen van alle op dit moment verwachte en/of gewenste fysieke investeringen.

 

Samengevat stelt het college voor om met ingang van 2026 te werken met één overzicht fysieke investeringen, dat is opgebouwd uit:

  1. investeringen Visie bebouwde kom (wonen, werken, infrastructuur, duurzaamheid, voorzieningen);
  2. vervangingsinvesteringen fysiek domein;
  3. fysieke investeringen uit de MIA

(Financieel kader 0.2.10)

2.4.3 Integraal overzicht investeringen

 

Voor een gedegen besluitvorming is een integraal overzicht van alle verwachte en/of gewenste investeringen noodzakelijk. Een integraal overzicht is een extra hulpmiddel om te voorkomen dat investeringen “dubbel” worden opgenomen of dat voor meerdere investeringen dezelfde financiering wordt geclaimd. Deze situaties hebben zich tot nu toe nog niet voorgedaan, maar met de toenemende complexiteit van onze investeringenportfolio is een extra hulpmiddel op zijn plaats.

 

Dit integrale overzicht bestaat voor het overgrote deel uit het overzicht fysieke investeringen, aangevuld met de bedrijfsmiddelen die in het kader van de bedrijfsvoering aangeschaft en vervangen moeten worden.

 

Het college zal in het reguliere P&C proces, dus bij begroting, bestuursrapportages en jaarstukken op een herkenbare plek de raad integraal informeren over de voorgenomen en gerealiseerde investeringen en de effecten daarvan op de begroting in het lopende jaar en de komende jaren.

 

Het tot 2040 benodigde bedrag aan investeringsbijdragen en kredieten zal ertoe leiden dat de gemeente moet gaan lenen. De gemeente bevindt zich op dit moment in een gunstige financiële positie voor het kunnen aangaan van leningen. De liquiditeitsprognose is hierbij een signalerend instrument. Een toename van de leningenportefeuille heeft effect op de financiële “gezondheid” van de gemeente, uitgedrukt in kengetallen. Een rekenmodel waarmee het verloop van de kengetallen langjarig in beeld gebracht kan worden biedt de mogelijkheid om een ongewenste ontwikkeling tijdig bij te sturen.

 

Conclusie: het integrale investeringsoverzicht moet altijd vergezeld gaan van een liquiditeitsprognose en een prognose met betrekking tot de ontwikkeling van de financiële kengetallen. Deze zullen dan ook in het voorgenomen instrumentarium worden opgenomen.

(financieel kader 0.2.11)